Zo zend ik jullie uit (Joh. 20:21-23)
(Gen. 2:4b-7; Ezechiël 37:7-10; Joh. 20:21-23; Handelingen 2:1-4)
Het schiet met de kabinetsformatie nog niet erg op, hé? Tot nu toe is de insteek dat van dat nieuwe kabinet VVD CDA en D66 het zogenaamde motorblok gaan vormen. En beoogd premier Mark Rutten achter het stuur zal kruipen. Het vastgelopen proces werd laatst gevangen in een cartoon. Een stilstaande, gestrande auto, de motorklep open en voor de auto voorovergebogen onder de open motorklep Mark Rutten die in e, en gapende leegte kijkt. Geen motorblok te bekennen. Dat schiet niet erg op.
Het gevoel dat deze cartoon probeert te vangen,kennen we allemaal van tijd tot tijd. Een vergadering, een huwelijk, een vriendschap, een vergadering, een wedstrijd, een concert, een kerkdienst….Het kan soms zo moeizaam, zo plichtmatig aanvoelen. Er sluipt dan iets in van stroefheid, traagheid, houterigheid. Het is slap, futloos, slap en krachteloos. Je voelt dat er dan iets essentieels ontbreekt. Het loopt niet erg gesmeerd, zeggen we dan. Je mist de vonk, de inspiratie, de begeestering. Het is zo zonder elan, zonder overtuiging, zonder ziel, zonder spirit
Het wonderlijke is dat zo’n moeizaam, plichtmatig gebeuren ook zomaar weer vrij plotseling kan omslaan. Zonder dat je er nu precies de vingers op kunt leggen kan er ineens iets van een frisse wind gaan waaien. Er is weer olie in de raderen, de vonk springt over,het krijgt allemaal vleugels, er is weer bezieling, alles past weer als puzzelstukjes in elkaar, er is aansluiting, verbinding,er zit weer vaart in en lijn en het heilig vuur is terug.
Opvallend dat we in zulke situaties woorden gebruiken die een sterk geestelijke lading hebben. Soms zelfs letterlijk het woord geest in zich hebben: begeesterd zijn, de geest krijgen, spirit hebben. Sommige beelden die we dan gebruiken lijken zo te zijn weggelopen uit het pinksterverhaal. Het heilig vuur, de vonk en het waaien van een andere wind. We lezen in Handelingen 2,2: plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.
Het Griekse woord pneuma dat we hier vertalen met wind heeft ook de betekenissen van adem en van geest. Net als bij het Hebreeuwse woord ruach dat eveneens wind betekent maar ook geest en adem. Als God de mens schept, boetseert hij hem uit stof, uit aarde. En hoe kunstig dat schepseltje ook is gemaakt, er zit nog geen enkel leven in, geen geest, geen spirit. Tot God begint te blazen. God blaast in de neus van dat schepseltje zijn levensadem en zo wordt de mens een levend wezen (Genesis 2,7)
In Ezechiël 37 zien we dat opnieuw gebeuren. Er is daar een dal vol uitgedroogde, dorre beenderen. Letterlijk een dooie boel, geen spoortje van leven. Dan moet Ezechiël iets heel wonderlijks doen. Hij loopt daar door dat dal vol met menselijke botten en roept: ‘Dorre beenderen, luister naar de woorden van de Heer, dit zegt God de Heer: beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien, en jullie met huid overtrekken. En dan is daar weer die ene zin voor de tweede keer: ik zal jullie adem geven, zodat jullie tot leven komen en jullie zullen beseffen dat ik de Heer ben.’ (Ezechiël 37: 4-6)
Dan ziet Ezechiël uit die dooie boel zich lichamen vormen. Wat eerst botten waren zijn nu complete lichamen met alles erop en eraan. Er is nog één ding dat ontbreekt. Ademen doen ze nog niet. Er zit nog altijd geen leven in. Dan spreekt Ezechiël in opdracht van God de wind aan: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven. En de lichamen werden met adem gevuld, ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan. Een onafzienbare menigte.
Bij Ezechiël is dit visioen van beenderen en lichamen bedoeld om zijn generatie te laten zien wat er geestelijk met ze aan de hand is. Hoewel de mensen lichamelijk leven en elke dag heel druk zijn met van alles en nog wat en zelfs ook godsdienstig zeer actief zijn laat God zien dat ze geestelijk gezien dood zijn. Dat het hen ontbreekt aan dat ene, dat nu net het verschil uitmaakt tussen dood of leven: de adem, de Geest van God.
Dat het Heilige Geest is die het verschil zal maken tussen dood en levend laat ook Johannes zien aan het einde van zijn evangelie. Het is dan al Pasen geweest, het nieuwe leven kan beginnen zou je zeggen maar daar is bij Jezus leerlingen nog geen sprake van. Zij zitten op een kluitje bij elkaar met de deuren op slot.Verlamd van angst. Ook hier een dooie boel, de zaak zit vast. Niemand verroert een vin, niemand spreekt een woord. Niemand staat op, niemand neemt initiatief. Geen motorblok, geen bezieling, geen spirit.
Tot het moment dat in hun futloze, verkrampte bestaan Jezus binnenstapt. Niet in de marge, maar in het midden. Als een soort van nieuwe motor, nieuw hart.Hij komt, staat in hun midden, spreekt, blaast en zendt. Het eerste wat Jezus uitspreekt is vrede. Ik wens jullie vrede. Nog eens zei Jezus: ik wens jullie vrede. Vrede, dat is wat Jezus uitspreekt tegenover alle onvrede. Er is ons leven zoveel wat geen vrede is. Zoveel onvrede met onszelf, zoveel onvrede ook in verhoudingen met elkaar. Vaak ook een diepe weggestopte onvrede tegenover God. Die onvrede maakt dat we vooral bezig zijn met onszelf.Maar Jezus spreekt vrede uit over ons leven. Al die dingen hoeven ons leven niet te bepalen. Als Jezus echt het middelpunt vormt en vrede uitspreekt. Hij laat de wonden en littekens laat zien die herinneren aan de beslissende strijd die is geleverd. Vrede van God. Vrede van Christus.
Nadat hij vrede heeft uitgesproken, is wat Jezus zegt dit: zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit. Jezus staat daar zelf: levend, bezield, energiek, actief.En hij is nu gekomen om ook zijn leerlingen op hun voeten te zetten en in beweging te zetten. Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit. Je kunt dat besef soms zomaar kwijt zijn. Dat je er niet zomaar bent voor jezelf. Dat je gezonden bent. Hier bent met een opdracht. We hebben al gauw aan elkaar genoeg en denken dat het in ons leven draait om onszelf. Als ik me er maar goed bij voel, als ik er iets vind, dat zou al heel mooi zijn. Meer hoeft voor mij niet. Jezus haalt ons uit het centrum weg, spreekt vrede uit over ons bestaan, richt ons hart, onze focus op de ander: en zegt: ik zend jullie uit.
Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Jij zit op dat gezonden worden misschien helemaal niet te wachten.En hebt die moed, dat lef, die kracht en vrijmoedigheid niet in huis. Maar he, ik zend je en blaas mijn Geest in je. Zodat je de wind in de rug hebt en verder kunt gaan dan het menselijke, het gewone. Wees mijn handen en breng genezing en bevrijding. Wees mijn mond en spreek een goed woord. Wees mijn voeten en ga waar ik je zenden zal. Wees mijn ogen, durf te zien wat is en kijk er niet voor weg. Wees zo samen mijn lichaam.
En: Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.Leg je dan vooral toe op dit ene: vergeving. In een wereld vol tijd wrok en onbehagen leeft mag jij gul, genereus en genadig in het leven gaan staan. En laten zien dat het ook anders kan.Treed de ander tegemoet met een uitgestoken hand, een vriendelijk woord, een hartelijk gebaar. Vergevingsgezind, ruimhartig, verbindend, uitnodigend.Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven.Je proeft in deze woorden ook iets in van autoriteit… Wat jullie op aarde doen in mijn naam zal vanuit de hemel worden bevestigd, bekrachtigd.In de andere evangeliën lezen we dat Jezus op de laatste uitzendmomenten ook nadrukkelijk het mandaat geeft om zieken te zalven en handen op te leggen tot genezing demonen uit te drijven en zo in Jezus machtige naam tekenen op te richten van Gods koninkrijk.
Zó zendt Jezus ons uit…. Zó, op deze manier en met deze intentie zendt Jezus ons uit. Sinds Pinksteren is er een beweging op gang gekomen van heel gewone en van zichzelf angstige mensen in wiens leven een andere wind is gaan waaien die hen in staat stelt om boven zichzelf uit te stijgen. De ander de voeten te wassen en te dienen.Gehoor te geven aan een opdracht waarvan we de reikwijdte misschien nog niet kunnen overzien.Door op te staan en ja te zeggen en er te zijn op het moment dat er op mij een beroep wordt gedaan.
De weg waarop Jezus ons uitzendt is niet per se de meest comfortabele, de meest gemakkelijke. Het is wel de weg waarop Hij zijn vrede belooft. Een diepe vrede die besloten ligt in het gehoorzaam zijn en je toevertrouwen aan zijn stem en zo dienstbaar te zijn aan wie en wat er op je pad komt. Zó zendt Jezus ons uit. Als dragers van vrede, bezield en met een groot hart.
Ik moet steeds maar denken aan die cartoon met die open motorkap. En de vraag die bij me opkomt is: wat zit er onder de motorkap van mijn leven en dat van jou? Waar draait ons leven op? Waar moet ik het van hebben? Is dat een mix van plichtsbesef en fatsoen,verantwoordelijkheidsgevoel, normen, waarden en ambitie. Alle kans dat mensen op den duur zeggen. Het is of was een best mens. Deed geen vlieg kwaad. Maar de vonk, de bezieling, de overtuiging die miste je.
Jezus wil in deze wereld zijn vrede en vergeving een gezicht geven, zichtbaar maken door ons heen. Hij zoekt mensen in wie Hij zijn Geest kan blazen.Niet een vleugje, maar krachtig en geheel. Dat worden mensen met een vonk. Die bezield en bevlogen het nieuwe leven verspreiden. Niet gekunsteld of krampachtig. Maar ontspannen, zwevend op de wind, gedragen door Gods Geest en de kracht van Zijn liefde.