Zie het lam van God (Joh. 1,29)
(Jesaja 53:1-7; Johannes 19: 16-37 ; Johannes 1,29 – luisterlied: Agnus Dei J.S. Bach)
Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Met deze ene zin in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie vat Johannes heel kernachtig Jezus’ missie samen. Als Johannes terugkijkt op Jezus’ leven en sterven is dit voor hem de essentie van Jezus was, is, en zal zijn: het is een soort van program, een mission statement.Zie het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt. In dit beeld van Jezus als lam van God komen verschillende bijbelse lijnen samen. En elk van deze lijnen werpt ander licht op de rijke betekenis van deze ene zin.
Zie het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt. Het beeld van een lam doet denken aan Jesaja 53. Het is een profetie over de lijdende knecht van de Heer. We hebben dat gedeelte zojuist samen gelezen, ook vers 7: als een lam werd hij ter slachting geleid, als een schaap dat stom is voor het aangezicht van zijn scheerders zo deed hij zijn mond niet open. Deze verzen vinden hun vervulling in onze Heer en Heiland. En het beeld van het lam geeft iets aan van de houding waarmee hij zijn weg onder ons is gegaan.
In een wereld waarin mensen vaak voor elkaar zijn als wolven zendt God zijn zoon heel bewust in de gestalte van een lam. Een lam dat gewillig, gehoorzaam en met volkomen overgave de weg gaat waartoe hij is geroepen. Hij laat zich mishandelen en vernederen. Laat alle helse spot, haat en venijn op zich afkomen en doet zijn mond niet open. Hij blijft in de gestalte van een lam geheel gericht op de wil en de bedoeling van God. Zie het lam van God dat de zonde van de wereld draagt, verdraagt. Zo kun je onze tekst ook vertalen en lezen. Golgotha is het kookpunt van ‘de zonde van de wereld’, een samenballing van de meest duistere kanten van de menselijke natuur en dat alles wordt verdragen door de zachte kracht van zuivere onschuld, van zachtmoedig geduld van dit wonderlijke lam van God. Zie het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt.
De uitdrukking ‘lam van God’ leidt ons ook terug naar het oerverhaal van Abram die geroepen wordt zijn zoon Izak te offeren. Als Abram met zijn zoon Izak onderweg is naar de berg Moria stelt Izak hem een prangende vraag: vader, zie, hier is het vuur en het hout maar waar is het lam voor het brandoffer? Abram zegt dan: God zal zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer. En dat is ook wat er gebeurt, op het beslissende moment mag Izak van het altaar af en is daar dat lam, verstrikt in de struiken, dat Izaks plaats zal innemen. Vanaf dat moment krijgt deze bergtop een nieuwe naam: Jehova Jireh: De Heer zal erin voorzien. En er wordt bij gezegd: daarom wordt vandaag de dag gezegd: Op de berg van de Heer zal erin voorzien worden. Die woorden worden vervuld op Golgotha en klinken mee in onze tekst: Zie het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt.
De zinsnede: dat de zonde van de wereld wegneemt roept nog een ander verhaal in onze herinnering. Dat specifieke woord ‘wegnemen’ doet denken aan de Grote verzoendag waar we over lezen in Leviticus 16.De priester legt dan zijn hand op de kop van een bok en laadt zo de collectieve, verzamelde zonde van het hele volk op dit dier en zo, beladen met schuld, wordt het weggestuurd de woestijn in. Het zal nooit meer terugkomen en draagt zo de zonde van de wereld weg. De ‘zonde van de wereld’ staat er: heel bewust in het enkelvoud. Bedoeld wordt de hele kluwen aan van schuld en schaamte,van falen en tekortschieten, bewust en onbewust, ons spreken en zwijgen, ons denken en doen, in handelen en nalatigheid.De zonde van de wereld, dat is de staat waarin we leven.De zonde van de wereld dat is wie wij ten diepste zijn.De diepe gebrokenheid van ons menselijk bestaan inclusief alle pijn, nood, moeite, verdriet, frustratie en onvermogen. De gehele last van de mensheid.
Het is een duizelingwekkende uitspraak: dat het lam van God dat alles, de zonde van de wereld, echt wegdraagt. Wij zijn geneigd die last van onze eigen schuld en schaamte een leven lang toch met ons mee te zeulen. U kent wellicht het boek ‘de christenreis’ van John Bunyan. Het is een soort van parabel over een pelgrim die op reis gaat naar de eeuwigheid. Hij bewandelt het smalle pad en maakt onderweg van alles mee. Deze pelgrim zeult een heel stuk van de reis een enorme grote last op zijn rug met zich meetorst tot hij op zeker moment aankomt op Golgotha. Hij loopt de kruisheuvel op en daar aan de voet van kruis laat hij op zich inwerken wat daar werkelijk gebeurt en daar glijdt ineens dat enorme zware pak de zware last van zijn schuld en schaamte van zijn rug af en het rolt de helling af.
Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Dat eerste woordje ‘zie’ is echt een intense aansporing. Kijk niet alleen, maar zie toch wat op Golgotha is gebeurd. Er staat niet: zie het lam van God dat de zonde van de wereld heeft weggenomen. Heel bewust staat er: dat de zonde van de wereld wegneemt. In de tegenwoordige tijd. Als iets dat keer op keer gebeurt telkens als u, jij en ik onze ogen richten op Golgotha, en daar met de ogen van ons hart zien op het lam van God.
Naast het offer van Izak, de lijdende knecht van de Heer en de zondebok zal Johannes zelf hebben gedacht aan nog een ander verhaal. Dat van het Pesachlam in Exodus 12. U weet, dat is het lam dat werd geslacht vlak voor de uittocht uit Egypte. Het bloed van dat lam werd aan de deurposten gestreken en wie achter dat bloed schuilde was daar veilig en behouden. Johannes centreert het lijdensverhaal heel nadrukkelijk rond Pesach, het feest van uittocht, redding door het bloed. Pesach betekent letterlijk: voorbijgegaan worden, gespaard worden tot bevrijding, uitleiding. Zo begint Johannes het lijdensverhaal: ‘Toen het Pesachfeest was aangebroken, Jezus wetende dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader heeft hij de zijnen, die hij in deze wereld liefhad, liefgehad tot het einde.’ Dat is Jezus weg, liefde tot het einde, voor anderen zodat die vrijuit kunnen gaan.
Johannes bouwt zijn evangelie zo op dat de dood van Jezus samenvalt met het tijdstip dat Joden hun Paaslam slachten. En net zoals dat toeging bij al die Paaslammeren die in hun geheel werden geslacht noteert Johannes met nadruk dat ook van Jezus geen enkel been wordt gebroken. En hoewel Johannes het wordt offer nergens gebruikt beschrijft hij op verschillende momenten dat Jezus heel bewust zijn leven aflegt voor de zijnen en zo het ultieme offer brengt van zijn leven. Zie het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.
Dat beeld van Jezus als het Pesachlam, het Paaslam komen we ook tegen bij Paulus in 1 Korintiërs 5. Hij herinnert ons eraan dat Pesach ook een nieuw begin is. Dan worden de eerste broden gebakken van de nieuwe oogst en alles wat nog in huis is van de oude oogst van vorig jaar doet niet meer mee, moet worden opgeruimd. Men bewaarde altijd iets van oud deeg en liet dat verzuren en met dat oude zuurdesem kon je dan nieuw deeg laten rijzen. Maar dat oude zuurdesem moest dus met Pesach worden weggegooid. En Paulus past dat beeld toe op ons leven nu en zegt: verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus..Laten wij dus feestvieren, niet met oud zuurdeeg van slechtheid en boosaardigheid maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid.
Ons Paaslam is voor ons geslacht. Laten we dan opstaan en wegtrekken uit Egypte. Laten we wegtrekken uit de duisternis en het kwaad. Weg uit het diensthuis van slavernij en onvrijheid en optrekken en koers zetten naar het beloofde land. Als je de eerste lammetjes ziet dartelen in de wei dan weet je dat het voorjaar is begonnen. Jezus, het lam van God, wil ons meenemen in een heel nieuw leven, in een geestelijke lente.