Vol van de Geest
(Efeziërs 5: 15-10; Handelingen 2:1-4: Jesaja 44: 1-5)
Vorig weekend waren we met een hele groep gemeenteleden in Antwerpen. Op zondagmiddag waren we in de Joodse wijk. We bezochten een synagoge en wandelden door de straten rond het Centraal Station. Er wonen daar zo’n 20.000 orthodoxe Joden. En de meest orthodoxe stroming zijn de chassidische Joden afkomstig uit Oost-Europa. Je pikt ze er meteen uit. Mannen in het zwart met hoge hoeden, lange baarden en haarlokken langs de oren. Vrouwen met pruiken, lange rokken en vaak een hele rits kinderen. Van alle orthodoxe Joden houden deze chassidische Joden zich het strengst aan de 613 geboden en verboden. Zij zijn het meest wetsgetrouw. En als je ze zo ziet gaan oogt het allemaal wat wettisch, wat al te strikt. Al die nadruk op regels, op wat mag en niet mag. En je denkt bij jezelf al gauw: Blij dat ik zo niet hoef te leven. Blij dat ik als christen dat juk niet hoef te dragen. Maar weet u wat opvallend is?
Er wordt daar in de Joodse wijk van Antwerpen nergens zoveel gelachen, nergens zo uitbundig gedanst en nergens zo intens feest gevierd als juist bij deze chassidische Joden. Ik vond het erg verrassend om te horen. En ik vroeg me af of het één met het ander te maken heeft. Zou er een link zijn tussen zo precies en zorgvuldig leven en die vrolijkheid en blijdschap?
Die vraag kwam opnieuw boven toen ik van de week nadacht over Efeziërs 5. We hebben er een klein stukje uit gelezen. En focussen vooral op die aansporing van Paulus: Laat de Geest je vervullen. Of: wordt vervuld met de Geest. Eigenlijk wel een apart zinnetje. Aan de ene kant heeft het iets passiefs: vervuld worden. Je laten vervullen, dat moet dus iemand anders voor je doen. Zoals Jezus sprak over: Gedoopt worden met de Geest. Of de Geest die over je komen zal. Maar tegelijk proef je er ook een aansporing in: om dat wel te laten gebeuren. Wordt vervuld van de Geest. Láát de Geest u vervullen. Het is passief en tegelijk ook actief
En Paulus geeft er ook wel wat algemene aanwijzingen bij. Hoe je het dan praktisch kan doen. Jezelf laten vervullen met Gods Geest. Wat helpt zegt hij, is zingen. Zing veel en vaak de lof van God. Want als je zingt, zing je het niet alleen uit, maar je zingt het jezelf ook in! Wat ook helpt om meer van de Geest te ontvangen is dankbaar zijn. Elke dag je zegeningen tellen. En er God van harte voor danken. En een derde aanwijzing is: aanvaard elkaar als mensen voor wie Christus is gestorven. En tenslotte: ga de weg van de liefde, bewandel de weg van het licht. Kortom: leef naar je geloof.
Dat is misschien ook wel wat je zou verwachten. Maar Paulus laat het niet bij deze algemene aanwijzingen. Hij wordt akelig concreet en legt de vinger op de zere plekken. Paulus komt in de gemeente heel wat ‘stenen’ tegen. Zaken die het stromen van de Geest tegen houden. En hij benoemt die één voor één. Wrok, drift en boosheid. Hebzucht en onzuivere verlangens. Platvloersheid, oppervlakkigheid. Ongeremdheid in je omgang met seksualiteit en met drank. Kijk, zegt Paulus, als je dáár vol van bent dan blijft er voor de Geest maar weinig speelruimte. Dan maak je Gods Geest bedroefd. Dan doof je de Geest. Paulus legt dus een verband tussen de manier waarop je leeft en de ruimte die er is voor de Geest. En dat hoeft ons misschien niet te verbazen. Was dat niet waar Jezus op doelde toe hij zei: Blijf in mijn liefde. Je blijft in mijn liefde als je mijn geboden onderhoudt. Dan zal je vreugde volkomen zijn. (Joh. 15) Kortom: je vreugde, je enthousiasme wordt ook hier verbonden aan de mate waarin je je leven richt naar Gods goede en wijze geboden.
Er is altijd al een sterk verband geweest tussen het Joodse Pinksterfeest en het ontvangen van Gods geboden. De Joden vieren hun pinksterfeest, Sjavoe’ot, zeven weken na Pesach. Om precies te zijn op de 50e dag na Pesach. Zo staat men stil bij die ene 50e dag lang geleden na de uittocht uit Egypte. De dag waarop Israël aankomt bij de berg Sinai. De plaats waar zij Gods goede geboden ontvangen. Als richtingwijzers naar het beloofde land. De bevrijding uit Egypte is nooit een doel op zichzelf. De bedoeling daarvan is dat het volk het slavenbestaan echt achter zich zal laten en zal gaan leven met zijn God in een leven van vrijheid. En precies daarvoor zijn de geboden gegeven. En dat vierden en vieren de Joden toen en nu.
Het juist dit feest van de 50e dag, kiest God uit om zijn Geest te geven. En de tekenen waarmee de Geest komt lijken sprekend op wat ooit gebeurde op de Sinai. Toen op de Sinai was er een enorme storm en een groot vuur. Toen op de Sinai kwam God zelf naar zijn mensen. En dat gebeurt opnieuw als de Geest komt.
Één ding is echt anders als Gods Geest komt. Bij de berg Sinai moest het volk grote afstand bewaren. In eerbied en vrees en ontzag. Maar op Pinksteren valt die afstand weg. Komt Gods Geest echt onder de mensen. Of nog beter gezegd: in de mensen. Zij worden allen vervuld en bezield. Nooit is God dichterbij gekomen dan nu door zijn Geest.
De Geest werkt niet langer van buitenaf, maar is nu actief van binnenuit. Dat lezen we in Ezechiël 36: ‘Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven. Ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen.’
Het is de Geest die zelf de stenen wil wegnemen. En ons een warm en zacht hart wil geven. Een nieuw hart dat er steeds meer naar verlangt om een tempel zijn voor de Geest. Een heilige en zuivere ruimte waar de Heer kan wonen en werken.
Op de Sinai bleef de Geest op afstand en graveerde zij geboden in harde tafels van steen. Met Pinksteren daalt de Geest af om opnieuw te graveren. Maar nu niet langer in tafels van steen, maar in harten van mensen. Zo lezen we in Jeremia 31: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk.
Dat is het grote geschenk van Pinksteren. Dat de Geest haar intrek neemt in ons bestaan. En er blijvend wil wonen en werken. Reinigend, zuiverend, bezielend en vervullend. En zo in ons steeds sterker het verlangen wil wekken om Gods wil te doen. Niet wettisch of moralistisch.Niet verbeten of krampachtig. Niet vanuit je tenen, maar vanuit je hart. Vanuit een verlangen om steeds te gaan lijken op Jezus. Hij heeft ons laten zien hoe een leven er uit ziet dat bezield is en vol van de Geest.
Uit zijn levensgang leren we ook dat het niet vanzelf gaat. Het is iets dat steeds opnieuw vraagt om een keuze. Elke dag in allerlei kleinere en grotere besluiten. Het vraagt om keuzes, om offers, om inspanning, om zelfverloochening. Om vertrouwen, om overgave. Het vraagt vooral om een hart dat steeds staat afgesteld op de golflengte van de Heilige Geest. Dat is wat Paulus bedoelt als hij zegt: Wordt vervuld met de Heilige Geest. Hij gebruikt een werkwoordsvorm die aangeeft dat het niet iets eenmaligs is. Maar iets dat altijd voort duurt. Een onafgebroken gerichtheid op God.
In ons jaren in Beiroet hadden wij een schotelantenne naast het huis staan om tv te kunnen kijken. Af en toe gebeurde het dat de schotel in een storm wat uit positie raakte. Dan zat er niets anders op dan dat een van ons naar buiten ging om de schotel met hele kleine rukjes zo te bewegen dat er weer een signaal werd opgevangen. Boven stond iemand van ons gezin aanwijzingen te geven. En die afstelling van de schotel dat kwam heel precies. Zo is het ook met het afgestemd staan op de golflengte van Gods Geest. Dat is een zaak van fijngevoeligheid en inzicht om te onderscheiden waarop het aankomt.
God koos nadrukkelijk die 50e dag om zijn Geest uit te storten. En dat heeft iets van een statement. De Geest van God is niet zozeer gekomen om ons een bepaald gevoel te bezorgen of een bepaalde beleving te laten opdoen. De Geest is gekomen om ons te maken tot de mensen zoals God ons heeft bedoeld. Mensen die Hij liefheeft en bemint. Mensen in wie Hij woont en werkt. Mensen die steeds meer Zijn beeld vertonen. Mensen die steeds meer laten zien wie God is. Die zich vrij voelen en de kracht en de overtuiging ontvangen om Zijn wil te doen.
Wat de Geest uitdeelt op dat eerste Pinksterfeest en nog altijd, is vooral dit: vrijmoedigheid. Deze leerlingen van Jezus, ze hebben zich lange tijd wat verstopt en klein gemaakt. Maar nu de Geest hen bezielt, nu valt er iets van hen af. Nu is de schroom weg. Maakt de onzekerheid plaats voor overtuiging. Er komt iets van innerlijke zekerheid en kracht. Zij staan op en laten hun hart spreken. En zo pakken ze de opdracht op die hen was toebedeeld. Getuigen te zijn van hun Heer en Heiland. Vrijuit en onbevangen, aanstekelijk en blijmoedig.
Zo zal de blijde boodschap de wereld door gaan. Zich verspreiden als een lopend vuurtje. Zo zullen er altijd weer mensen opstaan. Jongeren en ouderen die zich toevertrouwen aan deze beweging van Gods Geest. En zich van binnenuit laten vernieuwen en voor God gaan leven. Verlangend om Gods wil te doen. Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heer. Amen.