Verlangen naar God (Psalm 63)
(Psalm 63 en Filippenzen 3,7-14, luisterlied: Ik ben(Sela), afbeelding Reach out and touch, Mieke Diekman)
Ik heb op mijn boekenplank een bijzonder boek. Het heet ‘atlas van de belevingswereld.’ Het ziet er uit als een echte atlas met gedetailleerde kaarten. Met dit verschil dat de kaarten niet slaan op zeeën, rivieren en landen die te vinden zijn op deze planeet. De atlas van de belevingswereld brengt onze innerlijke wereld in kaart. De wereld van onze dagelijkse gedachten, gevoelens en ervaringen. Het gaat in deze atlas niet over de aarde maar over ons menselijk bestaan en hoe we dat kunnen beleven.
En met veel inzicht, creativiteit en humor is geprobeerd om die enorme complexe en diverse wereld van onze beleving te verbeelden in kaarten die dan een denkbeeldig landschap laten zien. Wat je op de kaarten tegenkomt is bijvoorbeeld de ideeënstroom, moerassen van de verveling,bergen van werk, vulkanen van passie,het poolgebied van de kilte, vergeten eilanden,de zee van overvloed of een zee van rust. En nog heel, heel veel meer.
Ik moest aan deze atlas van de belevingswereld denken nu ik me wat verdiep in het boek van de psalmen. Want ook de psalmen geven op een heel eigen manier een inkijkje in de wereld van geloofservaringen. En dat levert een hele waaier aan belevingen op. De ene psalm staat bol van verontwaardiging en woede.Een andere psalm jubelt het uit van vreugde. En psalmdichter kan overlopen van vreugde en dankbaarheid.Maar psalmen zijn soms ook vol van zuchten, zorgen en moeite. En soms kom je zowel het een als het ander tegen in een en dezelfde psalm.
Vanmorgen staan we stil bij psalm 63. Dat vooral een lied is van verlangen. Ik heb nog even in de atlas van de belevingswereld gekeken om te zien waar verlangen dan ligt in de belevingswereld. Ik vond het terug in het Westelijk deel op het continent van de lente. De streek van verlangen ligt daar tussen de berg van geluk aan de ene kant en woeste hoogten aan de andere kant. Dwars door de streek van verlangen loopt de rivier ‘Energie’ die uitmondt in verschillende kleine meertjes met namen als mateloos, onstuimig, woelig, zinderend. De grotere plaatsen in de streek van verlangen zijn groei, bloei, geluk, hart en kwetsbaarheid. Er zijn veel kleinere plaatsjes in deze streek met namen als enthousiasme, belofte, ontluiken en verwachten.
En veel daarvan vinden we terug in psalm 63.Het is een lied van de hand van David die dit schreef midden in de woestijn van Juda. Het zal de tijd zijn geweest toen hij op de vlucht was voor zijn eigen zoon Absalom en zich tijdenlang ophield in de wildernis.
En het gebeurt hem dan dat hij midden in de wildernis de nacht doorbrengt.En de slaap niet vatten kan. Ligt te draaien en te woelen. Hij voelt zich opgejaagd wild. Zijn bestaan wankelt. Hij is een aantal zekerheden kwijt geraakt. De beschutting van de dikke stadsmuren. Het paleis waar hij zich zo thuis voelde. De harmonie in de familie is ver te zoeken.Zijn troon en kroon waar hij in zijn kracht stond.De tempel, waar hij rust vond voor zijn ziel. Hij heeft dat alles niet meer tot zijn beschikking.
Het gevoel lijkt misschien wel wat op hoe je je kunt voelen bij een ziekenhuisopname.Je bent dan in een vreemde omgeving waar je niet thuis bent.In een bed dat niet het jouwe is. Je vertrouwde eigen schoenen en kleding gaat uit. Je horloge, je sieraden, je telefoon. Het verdwijnt allemaal in de kast naast je. En tenslotte ligt je daar in zo’n typisch ziekenhuisschortje. Met zo’n open achterkant. Je routines en je ritme zijn weg.Je bent de grip, de controle volledig kwijt.Wat overblijft is een onzekere toekomst. Noodscenario’s die door je hoofd spoken.
Met dat gevoel moet David ’s nachts zijn wakker geworden. En woelend en draaiend heeft zich een besef van hem meester gemaakt. Dat lezen we in vers 7: Liggend op mijn bed, denk ik aan u. Wakend in de nacht prevel ik uw naam. En wat hij dan prevelt zijn niet zozeer schietgebedjes. Geen noodkreten, geen paniekaanvallen. Dat zou heel begrijpelijk zijn geweest. In zo’n benarde en hulpeloze situatie. Nee, daar in het holst van de nacht gebeurt er in Davids hart iets wonderlijks.Op de een of andere manier kantelt er iets waardoor de focus verschuift van zijn eigen omstandigheden.En David oog krijgt voor God. Liggend op mijn bed, denk ik aan u. Wakend in de nacht prevel ik uw naam.
En wat begint als geprevel in de nacht.Groeit in de vroege morgen uit tot een lied. Een lied waarin het eerst en vooral draait om wie God is voor hem. God, u bent mijn God. Ik heb u in het heiligdom gezien.Uw macht en majesteit aanschouwd. Uw liefde die meer is dan het leven. U bent altijd mijn hulp geweest.Ik bevond me in de schaduw van uw vleugels.Uw rechterhand houdt mij vast.
Dat kantelpunt dat brengt rust en vertrouwen. David realiseert zich dat als het er op aankomt zijn basis niet ligt in zijn bezit of zijn status. Dat hij zijn diepste houvast ook niet vindt In zijn familie of de waardering van mensen. Maar dat als het er op aankomt zijn leven alleen afhangt van en rust op wie God was en is en zijn zal. Dat midden in de wildernis God zijn thuis is. Dat in heel onzekere omstandigheden God zijn rustpunt is.
En hoe langer David denkt aan wie deze God is. Des te meer opent zich zijn hart en begint het in hem te zingen. Het is een lied van lof. De lof klinkt vooral door in vers 4-6:Uw liefde is meer dan het leven.Mijn lippen zingen uw lof.U wil ik prijzen mijn leven lang.Roepend uw naam, de handen geheven.Dan wordt mijn ziel verzadigd met uw overvloed.Jubel ligt op mijn lippen, mijn mond zal u loven.Op andere plekken gaat het over juichen en over je verheugen in God.
Je voelt dat dit groter is dan David zelf. Dat hij er in wordt meegenomen en opgetild.Zichzelf er in verliest, zich er aan overgeeft.Dat is wat we kunnen leren van deze psalm. Dat zoals water je lichamelijke dorst kan lessen.Dat God loven en prijzen in zang en aanbidding.Je geestelijke honger en dorst kan verzadigen. Zo, God lofzingend en hem dankend, zo wordt mijn ziel verzadigd met Gods overvloed. Je zingt dan niet alleen je geloof uit. Maar je zingt ook zeker je geloof in. Wat een zegen kan dat zijn. Zingen juist midden in de donkstere nacht. Zingen, als het moet tegen de klippen op.
En als je je oor tegen deze psalm legt is er behalve de toon van lof en aanbidding ook nog een andere toon te horen. Het is de toon van een diep en intens verlangen. Dat vooral in uiting komt in de eerste regels:God, u bent mijn God, u zoek ik. Naar u smacht mijn ziel.Naar u hunkert mijn lichaam.In een dor en dorstig land zonder water. En even later in vers 9: Ik ben aan u gehecht, met heel mijn ziel. Dat is een mooi woord: gehecht. Je kunt ook zeggen: verknocht, gelinked, heel close. Letterlijk staat er: ik kleef aan u vast.Zo wordt datzelfde woordje vertaald in Ruth 1: en Ruth kleefde Noomi aan.
Dat naar God verlangen, dat aan Hem gehecht zijn. Dat komen we ook tegen in Filippenzen 3: Waar Paulus eigenlijk zegt: Ik heb best heel wat dingen waar ik trots op ben. En er is van alles waar ik aan gehecht ben. Maar het weegt allemaal niet op tegen het kennen van Christus. Dat is waar ik me naar uitstrek. Dat is waar ik naar jaag. Wat preciezer vertaald staat er: Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben, maar ik jaag ernaar om het ook te grijpen. Daartoe ben ik ook door Christus Jezus gegrepen. Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.
David begint te zingen als hij zich bedenkt.Wie God voor hem is geweest. En Paulus zegt net zoiets. Ik streek me uit om dat te grijpen waardoor ik zelf eerst gegrepen ben. Die dubbele beweging zie je ook terug in deze mooie sculptuur van Mieke Diekmann. Jezelf uitstrekken naar iets of beter: naar iemand Die zich eerst uitstrekt naar jou. Uitnodigend, wachtend..
Het is diezelfde hand die volgende week zich uitstrekt naar u, naar jou en naar mij om ons een stukje brood aan te reiken en een slokje wijn. En ons opnieuw te verzekeren van Zijn onuitputtelijke liefde en zijn eindeloze trouw. Mijn leven gegeven voor jou. En je weer realiseert: mijn verlangen, mijn lof, mijn toewijding mag een antwoord zijn op zijn geschenk.
De schrijver Gerard van het Reve, niet bepaald het vroomste jongetje van de klas,heeft eens de volgende woorden opgeschreven: Eigenlijk geloof ik niets.En twijfel ik aan alles, zelfs aan U. Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam.En dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt. Zoals ik U…Dat Gij mij zoekt, zoals ik U….
Psalm 63 is een lied van intens verlangen. Het gaat over de stille schreeuw die klinkt op de bodem van het hart van ieder mens. Gezegend ben je als je die schreeuw niet probeert te stillen, te sussen met van alles en nog wat.Maar herkent als een schreeuw naar God. En in de schreeuw mee gaat.Zodat je hele bestaan zich richt op God. Die stille schreeuw op de bodem van ieders hart.Die kan zich op heel verschillende manieren uiten. Iets daarvan klinkt door in het gedicht ‘het verlangen’ dat Karel Eijckman schreef bij deze psalm.
Hete droge stad
De hitte trilt boven plakkerig asfalt
Kale gebarsten muren
Brandnetels op een opgebroken fabrieksterrein
Met hart en ziel verlang ik dan vol heimwee
Naar de schaduw van het koele parkje
Op het bankje naast de wilg bij die vijver
Toen ik kind was.
Drukke mislukkende week
Dreigende deadlines op het warrige werk
Opgefokte besprekingen
De onrustige haastklus tegen sluitingstijd.
Met hart en ziel verlang ik dan vol heimwee
Naar het zingen met zijn allen
Van genade en onze hulp die in zijn naam is
Toen ik jong was.
Scheve schaats in mijn hoofd
Ik schiet te kort en schiet voorbij aan wie mij lief zijn
Vastgeroeste egoist
Uit eigenbelang raak ik alleen maar meer alleen
Met hart en ziel verlang ik dan naar een toekomst
Waarin ik een ander kan bereiken
Waarin God mij helpen kan van mensen te houden
En ik mens word.