Tel je zegeningen (Psalm 103)
(Psalm 103: 1-2)
Een paar maanden geleden was er een professor bij DWDD om te praten over het menselijke brein. Matthijs van Nieuwkerk vroeg hem waarom hij daar zo door geboeid was. Hij zei toen: Op de eerste plaats om te laten zien hoe schitterend dat brein in elkaar zit, dat we er dankbaar voor mogen zijn dat we…” Toen hoorde hij zichzelf ineens even praten, zijn stem haperde, maar hij herstelde zich snel en zei toen: “Dankbaar is een beetje een raar woord, maar dat het prachtig is hoe ons brein werkt.”
Vorige zomer was er een soortgelijke situatie toen een psychiater in het programma zomergasten uitlegde dat hij in zijn leven een diepe fundamentele dankbaarheid voelde.Maar terwijl hij dat zo zei voelde ook hij zich er ineens wat verlegen bij,en hij zwakte het meteen af met zinnetjes als: Dat klinkt misschien gek… en even later zei hij: Hoe raar het ook klinkt, toch is er die dankbaarheid.
Nu heb ik geen oordeel over deze twee personen. Het zijn beiden boeiende en inspirerende mensen naar wie ik met plezier luister en veel van kan leren.Ik noem deze twee voorbeelden omdat ze iets zichtbaar maken van de tijdgeest. Van het levensgevoel van veel westerse mensen aan het begin van de 21e eeuw. Zoveel kennis en kundigheid, zo begaafd en belezen. Maar geen raad meer weten met zoiets als dankbaarheid. Geloven in God is niet meer zo van deze tijd.Maar wat moet ik dan met zoiets als dankbaarheid? Wie ben ik dan eigenlijk dankbaar en waarvoor? En in deze tijd waarin wij leven en ademen klinken die oude woorden uit vroeger tijden: Prijs de Heer, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam. Prijs de Heer, mijn ziel, vergeet niet één van zijn weldaden.
In mijn Antwerpse jaren woonde er in de straat waar ik werkte een oudere Turkse man. Hij was een eenvoudige man zonder enige opleiding. In de jaren zestig was hij als gastarbeiders naar België gekomen en had daar in de kolenmijnen jarenlang het zwaarste en vuilste werk gedaan.Tot hij vanwege stoflongen werd afgekeurd. Nu was hij oud en grijs en dagelijks kuierde hij op zijn dooie gemak door de straten van de wijk. Ik zag hem heel vaak voorbij komen. Elke dag eigenlijk. Ik zie hem zo voor me. Een gebogen gestalte, zijn handen op zijn rug en in zijn handen had hij altijd een gebedssnoertje. Met daaraan gebedskralen. Zo iets als je op deze plaat ziet liggen op de bijbel. Ik geloof niet dat ik deze man ooit ben tegen gekomen zonder dat hij dat simpele gebedssnoertje in zijn handen had. Hij liet die dan door zijn handen gaan en bij iedere parel die hij voelde overdacht hij één van de namen van God of sprak hij een kort dankgebed uit.
De protestantse versie er van zijn de levensparels Een armbandje met parels in verschillende kleuren ieder met een eigen betekenis. De gouden godsparel, een witte doopparel, de zwarte parel van de nacht, de blauwe opstandingsparel en daar tussenin kleinere woestijnparels en parels van stilte. En naast gebedssnoertjes hebben we andere hulpmiddelen die ons helpen om stil te staan bij kostbare en waardevolle zaken waar we zo snel aan voorbijleven. Monumenten, gedenkdagen, feestdagen. Het hele kerkelijk jaar van advent langs alle grote feesten tot aan zondag voleinding is een cyclus die we ieder jaar weer doorlopen om niet te vergeten. We hebben kennelijk wel wat hulpmiddelen nodig omdat we nogal slecht van geheugen zijn. Allerlei ellende en narigheid blijft soms te lang hangen maar veel wezenlijke en waardevolle zaken die lijken we gemakkelijk te vergeten.
Die neiging om het waardevolle, het positieve te vergeten die kom je ook tegen in de Bijbel. Niet alleen bij mensen individueel maar ook bij een hele gemeenschap, een heel volk. Er is zoiets als collectieve vergeetachtigheid. En profeet na profeet roept zijn tijdgenoten op om vooral niet te vergeten welke wonderen die Heer in vroeger tijden heeft gedaan.Welke beloften en geboden Hij meegaf aan eerdere generaties. En ook in de psalmen kom je keer op keer de aansporing tegen om niet te vergeten maar te blijven gedenken.
En dat is ook het geval in psalm 103 die inzet met een krachtige oproep: Prijs de Heer, mijn ziel, vergeet niet één van zijn weldaden. De Naardense Bijbel vertaalt deze zin nog wat preciezer: Zegen mijn ziel, de Ene, en vergeet nooit al wat Hij volbrengt. Vergeten dat heeft iets van verwaarlozing, vervlakking. Van een gebrek aan verwondering en dankbaarheid. En tegenover dat vergeten staat in verderop in vers 18 de aansporing om: zijn verbond in acht nemen zijn bevelen gedenken om ze te doen. Dat gedenken gaat dus om meer dan alleen je geheugen.Het gaat er om je leven te laten bepalen door de genade en geboden van God. Daarvan leven, daar verwonderd over zijn. Daar Hem voor zegenen, loven en prijzen. Prijs de Heer, mijn ziel, en vergeet niet één van zijn weldaden.
Prijs de Heer, dat zijn meestal niet de eerste woorden waarmee wij ’s morgens onze dag beginnen. Prijs de Heer, dat zijn misschien ook niet woorden die aansluiten bij hoe u, hoe jij hier vanmorgen zit. Misschien voel je je wel wat overvraagd met deze inzet. Zo lekker zit je misschien niet in je vel vanmorgen. Je zorgen, je vragen, je eenzaamheid, je pijn.Je stress, je onrust, je boosheid, je irritatie.Of gewoon je vlakheid, lauwheid, je sleur.Dat kan je dan behoorlijk in de weg zitten. En wat moet je met dit: ‘prijs de Heer’.Wat kun je dan met deze psalm? Is dat niet wat te uitbundig, te hoog gegrepen.
Nou, dat kon nog wel eens iets meevallen.Want dit ‘prijs de Heer’ is niet de jubel van iemand voor wie zomaar vanzelf spreekt. Hier is niet iemand aan het woord die het geloof altijd op zak heeft. Je proeft in dit lied het besef dat het leven fragiel is. Zo vergankelijk, zo tijdelijk, zo vluchtig, zo eindig. In vers 15-16 lezen we: de mens, zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt. De plek waar hij stond, kent hem niet meer.
En de mens is niet alleen zwak, maar ook schuldig. Hij schiet tekort, hij laat steken vallen, hij valt zichzelf en anderen vaak tegen. Hij komt niet tot zijn bestemming, mist zijn doel. Dat is niet echt de taal van ‘te hoog gegrepen’ toch? Dat is niet taal van iemand die het goed met zichzelf heeft getroffen. In deze psalm ontmoeten we iemand die zich realiseert: Mijn bestaan is gebroken, begrensd, zwak en zondig.
Maar wat deze psalmist heeft ontdekt is dit. Ik ben in dat alles niet alleen. Er is iemand die mij kent zoals ik ben. Vers 14: Hij weet waarvan wij gemaakt zijn. Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd. Ik wordt niet overvraagd, ik wordt gekend. Juist in mijn begrensde, fragiele en gebroken bestaan. Hij weet waarvan wij gemaakt zijn.Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd. Dat wij slechts leven op de adem van zijn stem.
En rond die mens, die maar zo kort leeft en in dat korte leven zo moeilijk zijn bestemming vindt,is er een en al beweging, inspanning, toewijding, betrokkenheid bij de God die hem omringt en omgeeft. Zoals een hovenier een plantje verzorgt.Hij weet wat het nodig heeft om tot bloei te komen. Zo is God gericht op en bezig met de mens.Hij vergeeft alle schuld.Hij geneest alle kwalen.Hij redt van het graf.Hij kroont met trouw en liefde.Hij overlaadt met schoonheid en geluk en vernieuwt ons leven van dag tot dag.
Boven het leven van die kleine fragiele mens welft zich in deze psalm een machtige koepel van goddelijke ontferming, liefde en trouw. Die zich uitstrekt over alle mensen van alle tijden. En de mens, hij krijgt onder deze koepel van zegen voor een tijd een plaatsje. Mag een poosje leven in Gods wonderlijke wereld. Even bloeien op het veld. En juist omdat het leven zo vluchtig is klinkt de aansporing om de tijd die ons is gegeven niet te verlummelen met gezanik en gemopper over wat er in ons leven allemaal tegenvalt en beter zou mogen. De aansporing is om tot onze bestemming te komen. En dat doen we door God de eer te geven voor al zijn goede gaven. In mijn eigen leven en in dat van ons mensen door de eeuwen heen van geslacht op geslacht.
Prijs de Heer, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam. Prijs de Heer, mijn ziel, vergeet niet één van zijn weldaden. Het zijn woorden waarmee ik mezelf aanspreek. Mijn ziel en al wat in mij is. Dat is mijn hele bestaan met heel mijn wezen.Mijn verstand, mijn gevoel, mijn wil.Mijn bestaan vol idealen, verlangens en dromen.Maar ook met breuklijnen, lidtekens en wonden
Wij mensen zijn nogal vergeetachtige wezens. En we onthouden gemakkelijker ellende en narigheid dan dat we onze zegeningen tellen. Vandaag vieren we de maaltijd van de Heer. Die staat in een lange Bijbelse traditie van gedenkmaaltijden waarbij gelovigen van alle tijden zich te binnen brachten de wonderen die God heeft gedaan door de eeuwen heen. Het wonder van de schepping. De bevrijdende uittocht uit Egypte.De glorieuze doortocht door de Rode Zee en hoe hij onze vaderen in leven hield midden in de woestijn en deed terugkeren vanuit de ballingschap. Zijn wonderlijke komst in Christus Jezus onze Heer. Zijn onderwijs en tekenen, zijn sterven en opstaan.En in de zending van zijn Geest tot in de vezels van ons bestaan. En zo welft zich boven de avondmaalstafel.Een machtige koepel van al Gods weldaden. Van alles wat Hij volbrengt.
Zo activeren en voeden we ons collectieve geheugen en we vullen het aan met de zegeningen. Die we ook in ons eigen leven van Hem ontvangen hebben. Als gemeente, als families en gezinnen en ook heel persoonlijk. Sta daar op een dag als deze eens voor jezelf bij stil. Loop je leven eens na en benoem eens de zaken waar je God voor zou willen danken. Laat de parels eens door je handen glijden, Tel je zegeningen één voor één, en je ziet Gods liefde dan door alles heen.