Opnieuw geboren (Preek 1 Petrus 1,3)
(1 Petrus 1, 3-9)
Waarom bent u, ben jij eigenlijk gelovig? Waar komt dat bij u, jou eigenlijk vandaan? Wat zou je antwoord zijn op deze vraag? Ik ben er van jongs af in opgevoed en heb geloof met de paplepel meegekregen. Of: ik hebt een ingrijpende, wonderlijke ervaring gehad en dat was een kantelpunt, een omslag. Of: ik kreeg een relatie met een gelovig iemand en zo ben ik er langzamerhand ingegroeid. Of: ik heb me er grondig in verdiept, alles afgewogen en toen een bewuste keuze gemaakt. Petrus zou ons al snel in de reden vallen denk ik. Hij zou zeggen: ieder antwoord van jullie begint met ‘ik’: ik dit, ik dat, ik zus, ik zo. Daar zou ik mee ophouden. Ons geloof begint toch echt niet bij ons. Ons geloof vindt zijn oorsprong bij God. Dat is de toon waarmee Petrus zijn brief begin
Hij richt zich tot volgelingen van Jezus in Azië, zeg maar het huidige Turkije. En hij noemt hen vreemdelingen in de verstrooiing. Ja want vreemd is het wel dat zij Jezus volgen. Dat zat er van huis uit op geen enkele manier in. Ze wisten van toeten noch blazen. Hebben het op geen enkele manier gezocht. Maar zijn desondanks op het spoor van Jezus gekomen. Petrus zegt in vers 2: jullie zijn uitgekozen. Uitgekozen door God zelf. Het antwoord op de vraag: waar mijn geloof vandaan komt zou niet moeten beginnen met het woordje ‘ik’ maar met ‘God’
En zo begint Petrus dan ook zijn brief in vers 3. Met een lofzegging op God, die aan het begin staat van alles. Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. In zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood waardoor wij leven in hoop. Opnieuw geboren… bij die uitdrukking wil ik even blijven stilstaan. Opnieuw geboren. Het herinnert ons aan het gesprek dat Jezus had met de Schriftgeleerde Nicodemus in Joh.3 Jezus zegt daar: het koninkrijk binnen gaan is geen kwestie van opvoeding, studie of religieuze ervaringen. Het eigenlijke geheim is dat van een nieuwe geboorte. Een geboorte van boven. Een geboorte uit water en Geest.
In de Bijbel wordt dat wonderlijke en verborgen werk van God in ons vaker geduid in termen van een geboorte. In Romeinen 8 zegt Paulus dat de hele gebroken wereld waarin wij leven kreunt en zucht als een vrouw in barensweeën. En: zegt Paulus, de Geest van God zucht daarin in en met ons mee. Geboren worden is iets wat het kindje zelf overkomt, wordt geschonken maar waar intussen hard voor gewerkt en geleden wordt door de moeder. En dat is precies wat God doet in ons leven. Het harde, zware, pijnlijke werk van een geestelijke bevalling, een nieuwe geboorte. Een werk van bloed, zweet en tranen. In Jesaja 42 horen we dat God via Jesaja zegt: Ik schreeuw het uit als een barende vrouw. Ik zucht en zwoeg tegelijk.
We zijn vaak vertrouwder met het beeld van God als Vader. Maar God is te groot om te vangen in één beeld. Er is in Gods werk in ons leven ook een deel dat wordt beschreven in meer vrouwelijke termen. In psalm 22 komen we het beeld tegen van God als vroedvrouw, als verloskundige: U hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald. Mij aan haar borsten toevertrouwd. Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op. Van de moederschoot af bent u mijn God.En Jesaja pakt dat beeld van een moeder op om iets van de verzorgende kant van God te beschrijven: ‘Je zult op de heup gedragen worden en worden gewiegd op haar schoot. Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal ik jullie troosten.’ (Jesaja 66) ‘Kan een vrouw haar zuigeling vergeten of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg? Zelfs, al zou zij het vergeten, Ik (de Heer) vergeet jou nooit. Ik heb je in mijn handpalm gegrift.’(Jesaja 49)
Jezus vergelijkt God met een vrouw die op handen en voeten over de vloer kruipt op zoek naar dat ene verloren muntje. En op een zijn meest emotionele momenten huilend over Jeruzalem, zegt hij: ‘Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels.’ (Mattheüs 23) Het mooie van deze meer vrouwelijke beelden is dat ze duidelijk maken hoe zeer ik in alles volstrekt afhankelijk ben. Van wie God is en wat Hij doet. Dat we ons hele bestaan en zeker ons nieuwe leven geheel en al te danken hebben aan God. Hij is de bron, de oorzaak, de gever van ons geloof. En dat is wat Petrus in deze openingswoorden van zijn brief onderstreept. Hij heeft ons uitgekozen. Hij heeft ons opnieuw geboren laten worden.
Die uitdrukking, opnieuw geboren worden komen we verderop in dit hoofdstuk nog eens tegen: in vers 23 die we samen lazen als deel van de leefregel. Petrus noemt gelovigen daar: ‘mensen die opnieuw zijn geboren niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad door Gods levende en altijd blijvende woord.’ We worden opnieuw geboren door de woorden van God. God spreekt het geloof in ons leven tevoorschijn zoals een moeder die zich buigt over de wieg van haar kind. De moeder maakt geluidjes, ze zingt, ze praat, ze lacht. En doordat de moeder dat doet. Zich klein maakt, haar stem zachter maakt en zo haar kind zeer nabijkomt, wekt ze in het kind het vermogen tot antwoorden. Het kind begint vroeg of laat de moeder na te doen, met geluidjes, met woorden, met een lach. Het praten van het kind gebeurt doordat de moeder zich steeds opnieuw vooroverbuigt over de wieg en het kind aanspreekt.
Zo buigt God zich over ons bestaan en begint met ons te spreken. Zoals een moeder dat doet bij een baby. En langzaam ga je reageren en antwoorden en komt er iets in je tot leven. Krijg je taal en geloof die je zelf niet in je had. Ons geloof is er omdat God zich over ons heen buigt. Met ons is begonnen te praten en ons zo opnieuw laat geboren worden.
Petrus zegt dus niet: wat goed van jullie zeg. Gefeliciteerd met jullie keuze voor Jezus Christus. Knap dat jullie het weten vol te houden, in een tijd waarin heel wat anderen afhaken. Dat is niet de manier waarop Petrus denkt en leeft. Petrus kijkt daar op een heel andere wijze naar. Ik heb van mezelf helemaal geen talent voor geloof. Ik breng dat allemaal zelf helemaal niet op. Ben ten diepste precies als alle anderen die hier vanmorgen niet zijn. De enige reden waarom ik hier vanmorgen zit is dat U zich over mij hebt heen gebogen Heer. In mij het geloof tot leven hebt geroepen. En dat steeds opnieuw doet. Met zijn Geest in ons zucht, fluistert, spreekt, ons voedt, verlicht en op ons inwerkt.
Petrus schrijft aan mensen die niet per se een gemakkelijk leven leiden. Hun christen-zijn brengt hen soms in een lastig parket. En wordt in hun omgeving bepaald niet altijd gewaardeerd. Ze kunnen niet langer klakkeloos mee met de anderen en krijgen iets tegendraads, moeten vaak tegen de stroom in. En Petrus legt in de aanhef van zijn brief aan deze uitgekozen vreemdelingen heel bewust alle nadruk op de oorsprong van ons geloof. Ons geloof is volledig het werk van God. En juist daarin ligt een enorme bemoediging. Juist dat mag ons hoopvol stemmen. Petrus noemt ons zelfs ‘een levende hoop’ En het hoopvolle is dit. Dat ik mijn basis en rustpunt niet hoef te zoeken in mijn vastberadenheid. Of ik het zal blijven volhouden en de eindstreep haal, hangt niet af van mijn lange adem. Mijn geloof en mijn groei daarin heeft een veel stevigere basis. De oorsprong ervan ligt bij God. En zo is het ook met de voortzetting, de ontwikkeling, de verdieping, de rijping. Want hij laat niet los het werk van zijn handen. Paulus zegt in Filippenzen 1: Ik vertrouw erop dat Hij die in u een goed werk begonnen is dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.
Geloof is op geen enkele manier iets dat ik begonnen ben. En onderweg laat ik soms zomaar steken vallen. Mis ik kansen, maak ik ongelukkige keuzes. Er is in mij vaak een stem die mij aanklaagt. Veel in mij waar ik me voor schaam. Dat ik hier vanmorgen toch weer ben. En dat ik straks toch een plekje mag vinden aan de tafel van de Heer is omdat er een God is die op mij inpraat. Tegen al die stemmen in, die ook in mij klinken. Een krachtig en vastberaden ja, dat sterker is dan alle nee’s, mitsen en maren in en om mij heen. En omdat U op mij inpraat Heer Is er in mij hoop geboren. Een levende hoop. Omdat uw vergeving groter is dan mijn tekortschieten. Omdat uw liefde sterker is dan mijn soms zo koude hart. Omdat uw genade overvloediger is dan mijn tekort.