Op doorreis
(Genesis 25: 7-11; Hebr 11:8-16)
Als een kaarsje
Welkom in Machpela. Het is de laatste halte op de lange reis die Abraham en Sara hebben afgelegd. Een plek om even stil te worden. Want hier in Machpela hebben zij hun laatste rustplaats gevonden.
Het bericht van Sara’s dood was kort en sober: De levensdagen van Sara waren honderdzevenentwintig jaar, dat waren de jaren van het leven van Sara. En ook van Abrahams overlijden krijgen we een heel summier berichtje waar je in de lokale krant zomaar overheen zou lezen. Geen grote woorden over God die zijn goede vriend Abraham nu zelf heeft thuisgehaald of zo. Nee, vanuit het Hebreeuws staat het er heel gewoontjes en eenvoudig: Dit zijn de dagen van de levensjaren van Abraham die hij heeft geleefd, honderdvijfenzeventig jaar, Abraham ontsliep en stierf in goede grijsheid oud en verzadigd.
God van Abraham Izaäk en Jakob
Het treft me in deze verzen over het sterven van Abraham dat als God wordt genoemd, dat Hij dan al weer druk bezig is met de volgende generaties. We lezen: Na Abrams dood zegende God Izaäk, zijn zoon. Met iedere generatie begint deze God opnieuw, gisteren, vandaag en morgen. Deze God die zich daarom laat noemen de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Het plaatst het leven van iemand met zo’n grote naam als Abraham in het juiste perspectief. Ook Abraham is een sterfelijk mens, iemand die een poosje mag leven op deze aarde en dan de fakkel mag doorgeven aan de volgende generatie.
In een eigen rotsgraf?
En hier in Machpela, hier zijn ze dus allebei begraven, eerst Sara, en toen ook Abraham, In dit graf hier uitgehouwen in de rotswand. Apart gezicht vindt je niet, die imposante robuuste steenrotsen. En dat voor een man die altijd in een tent heeft gewoond. Een tent die hem iedere dag herinnerde aan zijn status in deze wereld. Gast, bijwoner, vreemdeling zonder rechten, zonder ook maar een stukje eigen grond.
Per saldo niet meer dan vreemdeling
Natuurlijk heeft Abraham zijn best gedaan om die kwetsbare positie zoveel mogelijk te verstevigen. Zijn carrière als herdersvorst was erg succesvol. Hij verzamelde veel bezittingen en was na verloop van tijd een welgesteld man met een goede naam. Hij sloot bondgenootschappen met de Kanaänieten en had op den duur de beschikking over een eigen waterput. Maar ondanks dat alles was Abraham per saldo niets meer dan een vreemdeling, een bijwoner, een gast.
In zijn dood thuis
En dit hier, dit veldje en deze spelonk hier in Machpela is het enige stukje eigen grond dat hij ooit in bezit heeft gekregen. Je zou kunnen zeggen: Pas in zijn sterven kwam een einde aan al zijn omzwervingen, pas in zijn dood vond hij een blijvend thuis.
Traditie van tenten
De laatste jaren van zijn leven had Abraham dit dus in zijn bezit. Hij heeft er Sara begraven, maar ook toen hij dit stukje eigen grond bezat kreeg hij niet plotseling alsnog bouwplannen. Nee, ook die laatste jaren is Abraham heel bewust blijven wonen in tenten. En zijn zoon Izaäk en kleinzoon Jakob hebben die traditie voortgezet, een traditie van tentbewoners.
Een levenshouding
Dat leven in tenten heeft voor hen iets gehad van een statement een belijdenis. Het drukte iets uit van hun levenshouding, we hebben dat gelezen in de Hebreeënbrief.
Grafschrift
Ja, met enige verbeelding zou je kunnen zeggen dat die schrijver van die brief er vanmorgen even bij komt staan en hij kerft in de wand van die rots een soort van grafschrift waarmee hij de levenshouding van Abraham en Sara typeert. De woorden die er komen te staan zijn: Hier rusten Abraham en Sara, een leven lang waren zij samen op doorreis naar een beter vaderland.
Israël
Dat op doorreis zijn, dat vreemdeling zijn, dat is iets wat sindsdien op de een of andere manier is blijven horen bij de kinderen van Abraham. De geschiedenis van het Joodse volk is altijd een verhaal gebleven van vreemdelingschap, van pelgrimage. Van slavernij in Egypte, tot dwalen in de woestijn. Van ballingschap in Babel, tot eeuwenlange verstrooiing in de diaspora. En ook vandaag de dag nu zij een eigen stukje grond hebben bemachtigd is hun bestaan daar allerminst vanzelfsprekend.
Mensen van De Weg
Ook in onze christelijke traditie is vreemdelingschap pelgrim zijn een rode draad. De eerste volgelingen van Jezus werden mensen van ‘De weg’ genoemd. Daarin klinkt dat bewegelijke, dat onderweg zijn al sterk in door en aan die eerste christenen was dat vreemdelingschap echt te merken.
Nieuwe testament
Het hele nieuwe testament staat bol van de verwachting dat Gods nieuwe wereld ieder moment kan beginnen. Men keek vurig uit naar een ander en beter bestaan zoals in dat oude lied: Hoofd omhoog en het hart naar boven hier beneden is het niet. En vanuit die levendige verwachting stond men ook anders in het leven hier.
Brief aan Diognetus
Er is een bekende brief die stamt uit 150 na Christus, de brief aan Diognetus. En in deze brief wordt uitgelegd wat het geheim is van christenen van die tijd. Zo op het oog zien ze er net zo uit als andere mensen. Ze wonen niet in een eigen wereldje en werken, studeren en leven zoals ieder ander mens, en toch is er iets dat hen anders maakt. In deze brief staat het zo: Zij wonen in hun eigen vaderland, maar als vreemdeling; Ieder vreemd land is hun vaderland en ieder vaderland is een vreemd land. Zij trouwen als ieder ander maar leggen hun kinderen niet te vondeling, zij delen hun tafel maar niet hun bed, zij leven in het vlees maar niet naar het vlees, zij wonen op aarde maar zijn thuis in de hemel, zij gehoorzamen de heersende wetten maar overtreffen ze in hun eigen leven, zij zijn arm als bedelaars maar maken velen rijk, zij hebben aan alles gebrek maar leven in overvloed. Christenen zijn in de wereld maar niet van de wereld.
En wij?
En nu naar ons, naar u, naar jou en naar mij. Hoe voelt dat voor ons om hier vanmorgen even stil te staan in Machpela bij dit graf van Abraham en Sara? Je vraagt je onwillekeurig af of wij nog iets gemeenschappelijks hebben met de manier van leven van deze Abraham en Sara Met dat in de wereld zijn, maar niet van de wereld? Met leven in tenten? Met op doorreis zijn?
De afgelopen dagen heb ik deze vraag maar even in de groep gegooid. Op facebook voorgelegd aan gemeenteleden: Ben jij ook op doorreis? Denk je wel eens aan dat betere vaderland waar we naar toe op weg zijn? Er kwamen heel wat reacties op. En als ik ze samenvat werd er meestal gezegd: het is een troostvolle gedachte dat het beste nog komt, dat geeft aan het leven hier glans. Het geeft me ook moed als het tegen zit. Het besef dat we op doorreis zijn stimuleert me ook om verstandige keuzes te maken om hier beetje bij beetje al de mens te mogen zijn zoals God mij bedoeld heeft. Intussen probeer ik ook echt te genieten van dit leven.
Plaat
En over deze plaat zei iemand: Wat een prachtig schilderij; zo vrolijk, zo gaaf. Als je dat naast foto’s legt van kapotgeschoten dorpen en steden o.a. in het Midden-Oosten, en ik denk aan mensen die hier en nu géén huis hebben en het mij niet lukt hen onderdak te geven, verlang jij dan ook zo naar dat nieuwe Jeruzalem?
Zere plek
Deze reactie legt de vinger op de zere plek, letterlijk en figuurlijk. Wie met open ogen, open oren en met een open hart door deze wereld gaat, niet alleen leeft in zijn eigen bubbel, voor zijn eigen plezier en eigen gemak. Die weet en voelt: er is iets grondig mis met deze wereld en dit bestaan. Er ontbreekt iets, er mankeert iets. Het is een gebroken wereld die schreeuwt om geheeld te worden. Al die pijn, moeite en verdriet, ver weg of heel dichtbij, het zijn pijnscheuten die je er aan herinneren: dit is niet de wereld zoals God die bedoeld heeft. Er moet een andere, betere werkelijkheid zijn, een stad met fundamenten waar ieder mens een plekje wordt gegund en ieder mens tot zijn recht mag komen.
Zoete pijnscheuten
Gelukkig is het omgekeerde ook waar, er zijn ook ‘zoete pijnscheuten’ die je doen denken aan wat komen gaat. Flitsen van schoonheid, momenten van intens geluk en genot, herfstkleuren in het zonlicht. Wonderschone muziek, een film of een boek waardoor je geraakt wordt tot in je ziel. Een zeldzaam goed en diep gesprek van hart tot hart, een pasgeboren baby in je handen gelegd.
Voorecho’s
De Britse schrijver C.S. Lewis zegt over zulke geluksmomenten, het zijn voorecho’s, ze zijn als de geur van een bloem die we niet hebben gevonden. De echo van een melodie die we niet hebben gehoord.Het gerucht over een land dat we niet hebben bezocht. Vanmorgen kunnen we zeggen: Het zijn heenwijzingen naar het betere vaderland waar we naar toe op weg zijn.
Boodschappen
Er zit trouwens ook wel een risicootje aan. Om zo’n preek over dit thema voor te bereiden via facebook. Gisterenmorgen ging ik weekendboodschappen halen en vlak voor de kassa kwam ik een gemeentelid tegen. Ze had kennelijk de gedachtewisseling op facebook gevolgd, ze keek eens naar mijn winkelwagen bomvol met boodschappen en zei toen fijntjes: zo, je hebt nog heel wat nodig he? Op doorreis?! Volgende week ga in denk ik een dorp verderop shoppen.
Vaderland
Abraham en Sara waren een levenlang op doorreis naar een beter vaderland. Mooi woord is dat eigenlijk: vaderland… het land van de Vader.
Stad
Hoe dat vaderland er precies uit zal zien dat was voor Abraham een geheim, maar hij wist één ding: Er is daar in dat vaderland een stad een stad met fundamenten, ontworpen en gebouwd door God zelf. Dat is waar Abraham naar had uitgezien. Om na al die jaren vreemdelingschap, al dat omzwerven en rondtrekken in den vreemde, nu eindelijk thuis te mogen komen. Door de poorten binnen te gaan en zijn intrek te nemen in de veilige beschutting van deze nieuwe stad, in de stad van de vader.
Huis
Jezus gebruikt een soortgelijk beeld, Hij noemt die plaats het vaderhuis en zegt: In het huis van mijn Vader zijn veel kamers, Ik zal er voor jullie een plaatsje gereedmaken, dan zullen jullie zijn waar Ik ben.Dat is ons vooruitzicht, zijn waar Jezus is, zijn waar de Vader is. Dat is genoeg, daar is het veilig, daar is het goed.
Buiging
Kom, het wordt tijd om Machpela achter ons te laten. Laten we een diepe buiging maken. Een laatste eerbetoon aan een vader en een moeder in het geloof. Dank Abraham, dank Sara. Dank voor jullie voorbeeld. Dank voor een rijke erfenis. Rust in vrede hier in Machpela. Tot ziens in de stad met fundamenten. Tot ziens in het betere vaderland.