Oh, happy day! (Handelingen 3:1-10)
(Handelingen 3:1-10 – opwekking 351 Jezus geeft een loflied in ons hart)
Oh Happy Day, doet me denken aan de film Sisteract. Deloris, een zangeres uit een nachtclub, duikt onder in klooster, vermomt zich daar als non, en gaat door voor zuster Mary Clarence. Ze ervaart de atmosfeer in het klooster als nogal ingezonken, mat en suf. En ze gebruikt haar zangtalent om er nieuw leven in te blazen. Ze leert mensen zingen vanuit het hart en de zusters gaan los. In Sisteract2 doet zuster Mary Clarence iets soortgelijks met het koor van een katholieke school. Zij brengt energie terug en het koor krijgt langzaamaan weer een ziel. Al moeten ze daarbij best wat overwinnen. Kijk even mee naar het moment dat het koor het lied Oh Happy Day uitprobeert te voeren. Erg happy, erg verlost zien ze er nog niet meteen uit… (videofragment sisteract2)
Ja, buitenstaanders brengen soms mee wat insiders lijken te hebben verloren. Dat is waar voor deze zangeres. Het is ook zo bij Tony. Tony is een clown die zijn hele leven lang de mensen heeft vermaakt met zijn kunsten. Hij kan dansen als de beste, hij buitelt over zijn schoenen, loopt op zijn handen en maakt radslagen en salto’s alsof het niets is. Zo verdient Tony zijn brood. Als hij oud is geworden besluit Tony monnik te worden en in een klooster te gaan wonen. “De goede God heeft mijn hele leven voor mij gezorgd,” denkt hij, “nu wil ik hem dienen in de laatste jaren van mijn leven.” Hij wordt vriendelijk ontvangen in het klooster. Hij geeft zijn weinige bezittingen af, en krijgt een monnikspij. De clown werkt met de andere monniken in de tuin en voelt zich gelukkig.
Maar als ze in de kerk zijn, om te bidden en te zingen, staat Tony er stil en beschaamd bij. Hij kent geen gebeden of psalmen, en hij kan ze ook niet lezen in de boeken, want lezen en schrijven heeft hij nooit geleerd. Dan denkt hij: “Wat doe ik hier? Wat heeft God aan mij? Alle monniken bidden en zingen mee in het koor. Alleen ik ben dom en kan het niet.”
Op een dag, als de laatste dienst van de dag is geweest en de monniken naar bed gaan blijft Tony achter in de kerk. “Als ik niet kan bidden zoals het hoort,” denkt hij, “dan zal ik nu bidden zoals ik het kan, op mijn manier.” Vlug trekt hij zijn monnikspij uit, en even later staat hij weer in zijn kleurige clownspak. Met hart en ziel begint Tony te dansen, te springen en te buitelen. Hij loopt op zijn handen door de kapel, maakt radslagen en salto’s, hij danst en springt voor zijn God.
De abt ziet die avond laat het licht nog branden in de kerk. Hij steekt zijn hoofd om het hoekje en bekijkt vanachter een pilaar wat er aan de hand is. De volgende dag roept hij Tony de clown bij zich. De clown knielt voor de abt neer en zegt: “Ik weet dat ik een slechte monnik ben. Ik kan niet bidden en geen psalmen zingen. Ik zal weggaan uit het klooster.” Maar de abt trekt hem overeind en knielt dan op zijn beurt voor Tony neer en zegt: “Van jouw gebed kunnen wij nog iets leren. Met je lichaam heb je God eer gebracht vanuit het diepst van je ziel. Moge God ons vergeven voor de vele woorden die we zeggen zonder dat ons hart erbij is.”
Iets van wat Toni de clown en Deloris de zangeres doen komen we ook tegen bij de verlamde man uit Handelingen 3. Zijn leven lang zit hij langs de kant. Ziet hoe het leven aan hem voorbijglijdt en kan er zelf niet aan meedoen. Verlamd vanaf zijn geboorte. Altijd afhankelijk van wie hem wil dragen en helpen van wie hem iets toe wil stoppen om van te leven.
Tot dat wonderlijke moment dat daar ineens is gewoon op zomaar een van die saaie dagen uit zijn leven daar langs de kant van de weg. Daar is ineens iemand die hem bij de hand beetpakt de naam van Jezus uitspreekt en hem op zijn voeten zet. De man weet niet wat hem overkomt. We lezen: hij sprong op, ging staan en begon te lopen. Daarna ging hij met hen de tempel binnen, lopend en springend en God lovend. De man weet niet hoe hij zijn blijdschap moet uitdrukken. Woorden zijn niet genoeg, ook zijn lichaam moet meedoen, lopend, springend en God lovend.
Je ziet de man daar rondspringen. Hij is een goed gezelschap van zoveel anderen. Dansende mensen op de oevers van de Rode Zee. David die voor de ark uit dans en springt voor God. Voor Jesaja is het zelfs een teken dat God aan het werk is: dat verlamden zullen springen als herten. Maleachi ziet mensen naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit een stal. Datzelfde woord ‘dartelen’ wordt gebruikt voor Johannes de Doper die nog niet is geboren maar al dartelt in de baarmoeder als Jezus in de buurt is. Dartelen, dat is bijna een salto maken van vreugde. Uitgelaten, zoals Toni de clown daar in de kapel buitelend, op handen lopend, een gat in de lucht springen. Overlopen waarvan je hart vol is.
Wij Nederlanders zijn van nature niet zo uitbundig. En in ons kerkelijk leven zijn we doorgaans nogal ingetogen. Maar ons lichaam mag ook echt meedoen. En wie wat minder met de rem op leeft en zich eens durft mee te laten nemen door de vreugde, de verwondering, de lofprijzing en aanbidding, zal merken dat het lichaam en de ziel echt bij elkaar horen en op elkaar inwerken. En dat als je je durft overgeven en je lichaam ook actief mee laat doen, hoe dat er dan ook bij jou uitziet, dat je dan je geloof niet alleen uit, maar ook int. Je zingt het uit en je zingt het in.
Met Pinksteren vierden we dat Gods Geest gewone mensen in vuur en vlam zet voor God. In vuur en vlam…… dat is een krachtige uitdrukking. Die kan misschien voor je gevoel wat bij je vandaan staan. Je kan het idee hebben dat dat gaat over anderen. Over van die super-enthousiaste types, bij wie dat past.
Misschien helpt het om te bedenken dat er verschillende soorten vuur zijn. Je hebt strovuur dat heel snel ontbrandt en oplaait. Maar voor je het weet is zo’n stro-vuurtje ook weer gedoofd en vindt je er niets van terug. Behalve strovuur is er ook houtvuur. Dat kost meer tijd en aandacht om te ontsteken en het duurt langer voordat het echt een groter vuur wordt maar als het eenmaal brandt, dan blijft het ook lang branden en nagloeien.
Je kunt bij vuur en vlam ook denken aan ijzer dat in het vuur wordt gehouden en heel langzaam warm wordt. Tot het echt door en door begint te gloeien en dat ook lange tijd vasthoudt en in de gloed wordt gereinigd, gevormd, gebogen.
Vreugde in het geloof gaat verder dan een vleug enthousiasme. Het gaat dieper dan de laag van het sentiment, het gevoel, de emotie. Vreugde in het geloof richt zich niet op de omstandigheden maar op God zelf die in wisselende omstandigheden dezelfde blijft. Zo komt het dat mensen kunnen opspringen van vreugde, kunnen huppelen en dansen, lachen en klappen voor God in heel verschillende situaties. Soms door de tranen heen en met een brok in de keel.
In ons normale leven in omgang met anderen schakelen we al onze zintuigen in, levendig, krachtig, aanwezig. Het beste zie je dat als we communiceren met kinderen. Dan worden de meest geremde mensen ineens heel expressief en levendig en vol gebaren. Waarom zouden we dat alles uitschakelen zodra we ons richten op God? En dan ineens veranderen in een onbeweeglijke zwijgende persoon van wie God zelfs de stem vaak niet echt hoort en alles zich voltrekt tussen de oren en in gedachten.
God heeft ons niet geschapen als schimmen zonder stem. Ook niet als geesten zonder lichaam. Hij gaf ons een mond om open te doen en gezicht om te laten spreken, ogen om te laten glinsteren, handen op te klappen, knieën om te buigen, voeten om te huppelen, te springen en te dansen
Wie in zijn eigen stille omgang met God en als het zo uitkomt ook in samenkomsten zijn lichaam niet uitzet maar laat meenemen, zet zijn gedachten, gebeden, lofprijzing kracht bij. Mooie uitdrukking is dat: kracht bijzetten. Het wordt krachtiger, overtuigender, echter, levender.
Er zit in het inschakelen van je lichaam ook iets bevrijdends. Je stimuleert jezelf om even niet bezig te zijn met de mensen om je heen. Maar echt vrij te zijn voor God en jezelf. Ik was eens op een grote zendingsconferentie in Boedapest. Een zaal vol zendelingen, kerkleiders, missiologen. Ik moet zelf een jaar of dertig zijn geweest. Ik vertegenwoordigde daar met anderen de Nederlandse protestanten en deed dat zoals men dat van mij verwachtte: serieus, oplettend, aantekeningen makend, gecontroleerd. Het waren drie dagen vol lezingen, workshops en ontmoetingen. En van het programma is me na al die jaren niet veel bijgebleven. Maar er was daar een moment dat ik nooit zal vergeten. Een zaal vol mensen was aan het zingen. Tot tijdens het lied ineens een oudere dame uit de rij stapte. Lange grijze haren, een lange jurk vol bloemen, blote voeten. En daar midden in het gangpad tussen al de mannenbroeders begon zij aan een heilige dans voor de Heer.
Ik heb er minutenlang naar gekeken en het raakte me diep. Het was sierlijk, gracieus, intens. En wat me denk ik vooral raakte was de enorme vrijheid die er uitsprak. Deze dame was niet bezig met mensen om haar heen. Maar was echt even vrij van anderen en vrij voor God. Het was alsof ze even boven alles werd uitgetild. Ik kende deze vrouw helemaal niet. Maar haar dans had alles te maken met het lied waarop ze danste en wij zongen. En het lied was dit: (opwekking 351) Jezus keert de rouwklacht om tot – vreugdedans. Wie gebukt gaan onder zorgen – die richt Hij op. Jezus keert de rouwklacht om – tot vreugdedans.