Leven uit genade (Efeziërs 1:1-14)
(Efeziërs 1:1-14, illustratie ‘genade als lichaamstaal‘)
Leven uit genade. Dat is het jaarthema. Volgens het woordenboek is genade zoiets als goedheid, mildheid, welwillendheid, ruimhartigheid, barmhartigheid, vergevingsgezindheid.Het tegenovergestelde van genadig is dan genadeloos, meedogenloos, rancuneus.En ik weet niet hoe u dat beleeft, maar dat laatste, dat ongenadige, die afrekencultuur die komt je in onze samenleving vaker tegen dan dat je iets proeft van genade, van goedheid. Een schrijnend voorbeeld is wat er gebeurde met de psycholoog Diederik Stapel.
In 2011 kwam aan het licht dat hij fraude had gepleegd en onderzoeksgegevens had vervalst. Stapel werd ontslagen, leverde vrijwillig zijn doctorstitel in en deed een taakstraf. Terecht. Maar hij kwam sindsdien nooit meer aan het werk. Vijf jaar lang stond hij langs de zijlijn. Tot een hogeschool in Breda hem onlangs een baan aanbood. De directie vond dat zo iemand op een gegeven moment toch eigenlijk een tweede kans moest krijgen. Stapel kon zijn geluk niet op en vierde zijn benoeming met zijn vrouw en kinderen met wie hij door een hel was gegaan. Maar afgelopen week trok de Hogeschool ineens haar aanbod in. Vanwege interne onrust en te verwachten imagoschade. Het zegt iets over onze samenleving denk ik.Dat zo’n hogeschool door zo meedogenloos om te gaan met iemand minder imagoschade verwacht dan door bereid te zijn om iemand na vijf jaar boete een tweede kans te bieden. Een collega-psycholoog zei: “wat hij in het verleden gedaan heeft, is heel erg. Maar hoe lang gaan we dat nou nog zeggen?”
Stapel schreef over die donkere vijf jaren een boek dat deze week uitkwam met als titel ‘zuchten’. Hij viel vijftien kilo af en vrat zichzelf op van schaamte, schuld, zelfhaat en wanhoop. Hij zei: Ik lag te wachten op iets uit de hemel misschien. Een binnenvliegende vogel, een soortverlossing omdat ik zelf echt niets meer kon en ook niets meer wilde. Je proeft in zulke woorden iets van verlangen.Verlangen om genade te ontvangen.Verlangen om ook te leren genade te hebben met jezelf. In een vraaggesprek in het programma Adieu God vertelde Stapel dat hij bij sommige christenen nog meer veroordeling had ervaren dan bij niet-gelovigen. Maar hij was ook christenen tegengekomen met een omarmend, zorgend geloof. Zij straalden iets uit van barmhartigheid, compassie, genade. Als God zo is, zei Stapel, dan zou ik ook wel in Hem willen geloven.
Leven uit genade valt kennelijk nog niet mee. Ook voor christenen gaat dat niet vanzelf. En het komend seizoen willen we onszelf daarin oefenen. In leren leven uit genade. Een van de manieren waarop we dat doen is door in een aantal morgendiensten ons te verdiepen in de brief aan de Efeziërs. En vanmorgen maken we daarmee een begin. Door samen te kijken naar de eerste veertien verzen.
Zoals in die tijd gebruikelijk vinden we aan het begin de naam van de afzender: van Paulus, door Gods wil apostel van Christus Jezus. Dat is kennelijk wat Paulus beweegt. Om leiding te geven aan de gemeenten.In de Geest van Jezus zelf. Zijn brieven zijn niet altijd gemakkelijk en Hij kan soms stevig uit de hoek komen maar er zit juist in zijn onderwijs.Een rijkdom aan diepe inzichten en vergezichten. Paulus, door de wil van God, een apostel van Jezus Christus
Aan de heiligen in Efeze, aan de gelovigen die één zijn in Christus Jezus. Heiligen en gelovigen. Zo worden christenen toen en nu genoemd. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille zou je kunnen zeggen. Van Gods kant bezien, zijn we heiligen. Dat betekent: mensen die apart zijn gezet. Mensen die voor Hem bestemd zijn. Zijn eigendom. Door Hem zijn gekend, gekozen, gekocht en betaald.Hem toebehoren. Zijn eigendom zijn. En ook gelovigen. Dat is vanuit onze kant bezien. Mensen die zich aan deze aanspraak van God gewonnen geven. Zich daaraan toevertrouwen, hun leven daardoor laten bepalen. Misschien zeg je bij jezelf: nou, zo gelovig ben ik als ik eerlijk ben niet. Daar schort het bij mij aan. Mijn geloof stelt niet zoveel voor. Haak dan niet af maar blijf er even bij. Ik kom daar straks nog even op terug.
Na deze gebruikelijke apostolische groet volgen woorden van lof en dank. Deze verzen 3 t/m 14 vormen in het Grieks eigenlijk één lange zin en ieder woord in deze zin is vol van lading en betekenis. Als je ze leest kun je je er door overweldigd voelen. Het is het gevoel dat je kunt krijgen als je in je vakantie zo’n immens grote kathedraal binnenloopt. Je voeten staan op stenen vol met inscripties die je vertellen dat zij daar al eeuwenlang liggen. Om je heen meters dikke stenen zuilen en bogen die zich imposant ver boven je uitstrekken en het hele gebouw dragen. Van buitenaf valt het licht door enorme gebrandschilderde ramen.En ieder afzonderlijk raam is een kunstwerk van kleuren patronen en vormen vol van figuren en symbolen, vol van verhalen en betekenis. En als je niet oppast loop je in zo’n kathedraal wat verloren rond.Er is zoveel te zien dat je eigenlijk niks echt goed bekijkt. Wat je dan kunt doen is een poosje gaan zitten. Om het op je in te laten inwerken.
Iemand heeft eens gezegd dat je de Efeziërsbrief in drie stukken zou kunnen verdelen. En boven ieder deel zou je één werkwoord kunnen zetten. Het grootste deel van hoofdstuk 6 gaat over standhouden. Hoe blijf je staande in de geestelijke strijd die hoort bij christen zijn? Bij hoofdstuk 4 en 5 en het begin van 6 past het woord: wandelen. Dat gaat over het ontwikkelen van een christelijke levenswandel.En bij de eerste drie hoofdstukken hoort het woord: zitten. Dat is de Efeziërsbrief in drie woorden en ook die die volgorde: zitten, wandelen, standhouden.
Dat woord zitten mogen we in gedachten houden als we deze eerste 14 verzen lezen. Het is een passage waar je echt letterlijk voor moet gaan zitten. Omdat je anders de draad kwijt raakt. Dat zou je de komende week kunnen doen. Deze eerste verzen van de Efeziërsbrief meenemen in je stille momenten met God.Elke dag een stukje van deze eerste veertien verzen lezen.Woord voor woord en ze overdenken. Je afvragen wat ze voor je betekenen en ze meenemen in je gebeden, je dankzegging.
Ik kan er vanmorgen niet tot in detail op ingaan. En moet me beperken tot enkele kanttekeningen. Er zit in deze verzen een patroon. Vers 3 is een soort van inleidend vers waarin God wordt gedankt voor tal van geestelijke zegeningen. En de verzen 4 t/m 14 bestaan uit drie blokjes. In vers 4 t/m 6a gaat het over God de Vader die mij heeft geroepen en uitgekozen.De verzen 6 tm 12 gaan over Christus die mij heeft verlost en bevrijd.En vers 13 en 14 gaan over de Heilige Geest die in mij wonen wil zodat ik me ook echt geliefd voel en me een kind van God mag weten,
Deze eerste verzen van de Efeziërsbrief zijn dus woorden waar je letterlijk voor zou moeten gaan zitten.Om dit alles uit te pakken en je toe te eigenen. Het woord zitten past ook op een diepere geestelijke manier bij wat deze woorden in ons willen bewerken. Je komt er maar liefst 10 x dezelfde uitdrukking in tegen. Keer op keer gebruikt Paulus de uitdrukking ‘in Christus.’ Dat is echt een punt dat deze verzen willen maken. Dat we ons mogen richten op iemand anders dan ons zelf. Kijk als je zit, sta je niet op je eigen benen.Maar rust je lichaam op iets anders.Op iets buiten jezelf, een bank, een stoel. Zo mogen we in het geloof ons rustpunt,onze basis, ons fundament, onze zekerheid, ons houvast zoeken buiten onszelf. In Christus.
Het is de kern van het evangelie die we zo hardnekkig vaak vergeten en vaak zo moeilijk kunnen geloven. Dat alles wat ik nodig heb, mij in Christus is geschonken. Wie zich dat echt ten volle realiseert,wie zich dat ook daadwerkelijk eigen maakt die wordt er echt een ander mens van. Vrijer, rustiger, steviger, meer in balans. Dat mijn heil niet afhangt van wat ik er van voel. Dat de zekerheid van mijn geloof ook niet hoeft te rusten op de mate waarin ik er in slaag echt als christen te leven. Dat ik echt leef van wat me in Christus is geschonken. Dat Christus echt mijn wijsheid is, mijn rechtvaardiging, mijn heiliging en mijn volkomen verlossing.
Ik denk dat dat vooral het punt is dat de Geest vanmorgen wil maken. Een leven als christen begint niet met wandelen maar met zitten. Mijn geloof rust niet op doen maar op wat buiten mij voor mij gedaan is. Daarom begint deze brief met een uitnodiging om te gaan zitten en ons te verheugen over alle zegeningen waarmee God ons heeft gezegend in Christus. Kom, ga even zitten. En doe dat als het kan elke dag opnieuw. Rust even heel bewust op wat de Heer heeft gedaan voor ons. Pas wie echt gaat zitten, kan ontvangen. In hem of haar kan de Heer zijn werk doen.
Ik zou nog even terugkomen op de vraag of je geloof ook te klein kan zijn. Nou, als je deze woorden op je laat inwerken is dat niet helemaal de juiste vraag. Het gaat het in deze verzen niet over de mens en de kracht van zijn of haar geloof. Deze verzen zijn vol van God. Die door en door goed is en genadig. En geloven is hier eigenlijk niets anders is dan het ophouden van je lege handen. Om te kunnen ontvangen wat God wil geven. Een betere vraag is hier: Is mijn hand wel leeg genoeg?
Misschien is dit de dag om het maar gewoon te zeggen: Heer, uw weg gaan, ik red dat niet. Laat Christus voor mij de weg zijn. Heer, in mij leeft zoveel onrust en bezorgdheid. Laat Christus mijn vrede zijn. Heer, ik worstel met de duistere plekken in mijn bestaan. Laat Christus mijn licht zijn. Heer als mij mijn zekerheden ontvallen laat Christus dan mijn houvast zijn. Mag Hij steeds meer in mij gestalte krijgen. En ik steeds meer in Hem en uit Hem leven.
Ten slotte nog dit. Hebt u gezien dat al deze verzen consequent in het meervoud staan? Wij zien geloven vaak als iets persoonlijks. Soms is het het best bewaarde geheim van ons leven. Maar hier wordt het nadrukkelijk benoemd als een kostbare schat die we samen mogen ontvangen. Samen ook mogen uitpakken en samen uitleven. U hebt het programma gezien van Vorming en Toerusting. Blijf dan niet in uw kleine donkere hoekje zitten maar zoek elkaar op en doe dit seizoen mee. Sluit u aan bij een kring, een groeigroep, een cursus.En laten we het dit komen seizoen van God en van elkaar leren wat dat is: leven uit genade.