Leven in het koninkrijk (8): Vrijgevigheid of hebzucht


(Matteüs 6,24, een bijpassend luisterlied is Wat gaan we nu doen – Schrijvers voor gerechtigheid)

Wat had Jezus eigenlijk met geld? Nou om te beginnen was hij er niet vies van. Hij verdiende zelf zijn brood als timmerman. Dat was in die dagen een heel eervol beroep vergelijkbaar met dat van architect in onze tijd. Jezus had minstens vijftien jaar een eigen zaak. En hij stond niet bekend als iemand die daar alles gratis en voor niks weggaf. Hij zal gewoon een goede boterham hebben verdiend.

En toen hij begon rond te trekken en de blijde boodschap te verkondigen had hij zijn zaakjes goed voor elkaar. Hij verzamelde hij leerlingen om zich heen en gaf één van hen de opdracht om de kas te beheren. En Jezus had oog voor fondsenwerving en kreeg het voor elkaar dat zijn missie werd ondersteund door enkele welgestelde vrouwen die zijn sponsor waren. Als Jezus wordt gekruisigd wordt zijn kleding uitgetrokken en willen verschillende soldaten dat kledingstuk graag hebben. Ze besluiten om er om te dobbelen. Jezus was dus kennelijk een goed gekleed man.

En toch hield dat hele onderwerp van geld en goed Jezus kennelijk behoorlijk bezig. Hij had het er eigenlijk opvallend vaak over. Van de 38 gelijkenissen gaan er maar liefst 16 over het omgaan met geld en goed. Of het nu gaat over de rijke man en de arme Lazarus of over de rijke dwaas of een arme weduwe.Keer op keer snijdt Jezus dit onderwerp aan. En ook buiten de gelijkenissen om horen we Jezus behoorlijk scherpe uitspraken doen. “Wat baat het een mens dat hij de hele wereld wint maar schade lijdt aan zijn ziel.” “Pas op voor iedere vorm van hebzucht.” Of zoals we hoorden in het stukje uit de bergrede: “Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de Mammon.”

Mammon is een woord dat staat voor rijkdom, voor geld. Het probleem zit ‘m dan niet in geld op zichzelf. Het probleem zit ‘m in de manier waarop we er mee omgaan. En Jezus zegt hier: dat geld voor ons zo belangrijk kan worden dat het de trekken krijgt van een macht die mijn hele leven in zijn greep heeft. Een soort god eigenlijk die wij dan in ons leven dienen.

Het opvallende van Mammon is dat hij zich goed kan vermommen. Hebzucht is niet iets wat je snelt ziet bij je zelf. Wij kunnen misschien nog wel toegeven dat we in onszelf iets tegenkomen van hoogmoed of trots, van begeerte of jaloezie.Maar uitspreken dat je worstelt met hebberigheid.Benoemen dat je moeilijk weggeeft en eigenlijk te veel geld uitgeeft voor jezelf. Dat hoor je iemand niet zo heel vaak doen. Vandaar dat Jezus er echt specifiek voor waarschuwt en zegt: Pas op en hoed je voor iedere vorm van hebzucht.

We zijn er kennelijk nogal handig in om dat hebberige in ons gedrag te verstoppen. Wat we dan meestal doen is het volgende. We bevinden ons in een bepaalde sociale klasse. En zijn gewend aan een bepaalde manier van leven. Een bepaald niveau van eten en drinken. Een kledingstijl waar we ons goed bij voelen. Een auto in een bepaalde klasse. Een huis met een zeker ruimte en comfort.Een bepaalde manier van vakantie besteding enz. En dan vergelijken we onze levensstijl vooral met mensen in diezelfde klasse. En liefst met hen die net nog wat meer hebben. En dan zeggen we tegen onszelf: zoals wij het doen, zoals wij leven is eigenlijk heel normaal. Zo goed als anderen hebben wij het ook weer niet.

Ja, als het gaat over de manier waarop ik mijn geld besteed dan merk ik bij mezelf allerlei verdedigingsmechanismen die automatisch in werking schieten. U herkent die geluiden ook vast wel bij uzelf.Ik werk er ook keihard voor dan heb ik het ook echt nodig om… ik kan gewoon niet zonder, anders houd ik het echt niet vol. Ja in dat soort zinnetjes als: ik kan echt niet zonder…ik heb dat echt nodig.. daar klinkt wel iets in door van de macht van Mammon.

Jezus ziet om zich heen de impact van geld en goed en zegt dat wij mensen geneigd zijn dat een te grote plaats te geven. En het gaat dat niet per se om het geld zelf, de munten, de biljetten. We hebben dat geld nodig om er iets mee te kunnen doen. Vaak hebben we in ons leven een ingewikkelde afgodenstructuur. Onze diepste drijfveren zijn aangetast door de zonde en kunnen vergroeien tot diepe afgoden. De een zit vast aan zijn geld om zo zijn leven beheersbaar te maken. Je houdt dan van riante spaartegoeden en flinke buffers. Dat geeft je een volkomen veilig en solide gevoel. Maar iemand anders die sterk op geld gericht is doet dat vooral om zichzelf te onderscheiden en te profileren. Om mooi te zijn en aantrekkelijk. Je kleding, je kapsel, de inrichting van je huis etc.

En Jezus stelt eigenlijk de vraag: wie dien je nu eigenlijk? Laat je je niet teveel beheersen door geld en goed? Als je mij werkelijk wilt dienen dan kun je niet zo vast blijven zitten aan je bezit. En je kunt dan natuurlijk vanmorgen tegen jezelf zeggen: Dat is een goed punt. Ik moet ook echt wat minder accent leggen op geld.Ik neem me voor me hier niet zo door te laten beheersen. Maar zo simpel is dat niet. Zo’n voornemen alleen is niet genoeg. Wie werkelijk vrij wil zijn om God te dienen die zal moeten worden bevrijd van de diepere afgoden .Die vrijheid is niet iets van wat goede voornemens en bedoelingen. Het is veel meer een zaak van ons hart

Dat is wat Paulus doet in 2 Korintiërs 8 en 9. Hij wil de christenen in Korinthe er toe bewegen te gaan delen met de armen. En hij doet dat niet met een soort van apostolisch dictaat: zo van: als apostel van de Heer draag ik jullie op vanuit jullie overvloed meer te gaan delen met de armen. Doe dat nu maar gewoon. Nee, hij spreekt hen aan op het niveau van het hart en legt dan maar heel eenvoudig nog eens het evangelie voor ze open in 2 Korintiërs 8,9: “Want u kent de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven.Hij was rijk maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden.”

Jezus deed afstand van al zijn hemelse rijkdommen om van jullie zijn schat te maken.Niet gekocht met zilver of met goud, zoals 1 Petrus 2,19 zegt, maar gekocht en betaald met zijn kostbaar bloed. Kijk, als je je dat realiseert, dat je Gods schat bent dan wordt Hij jouw en mijn rijkste bezit en verliest ons geld en goed zijn betovering. Ik las ergens: Mammon laat zich niet zo eenvoudig verwijderen. Mammon kan alleen worden vervangen. Vervangen door de veel grotere rijkdom van Gods genade in Christus Jezus.

Geld is dan niet langer het tovermiddel waar ik van alles mee denk te moeten regelen. Mijn basis, mijn grond, mijn leven ligt in Christus. Mijn drijfveren, mijn zelfbeeld, mijn kijk op het leven.Het wordt gezuiverd en vernieuwd door het evangelie. Geld is niet langer mijn meester. Geld is dan een dienaar, een middel om God te dienen.Een deel geef je uit en je geniet er van. En ander deel spaar je en dat verstandig. En een ander deel geef je weg om de ander te dienen, te zegenen.

Geven is echt een grondthema in de hele Bijbel. In de Bijbel vinden we aan aantal concrete manieren om die neiging tot hebberigheid tegen te gaan. Methodes die bedoeld zijn om keer op keer het patroon te doorbreken. Het brengen van offers. Het houden van een periode van vasten. Een dag per week niet bezig zijn met werken maar met genieten. Eens in de zeven jaar alle slaven vrijgelaten. Iedere vijftig jaar alle schulden kwijtschelden.

De grondgedachte is steeds dat God zelf gul en graag geeft. En zijn kinderen wil leren net zo ruimhartig in het leven te staan. Op allerlei manier herinnert God zijn mensen er aan dat zij zelf mogen leven van wat God hen geeft en toebedeelt. En dat zij van wat zij ontvangen, zoals de opbrengst van hun land een tiende deel mogen heiligen, apart zetten en bestemmen voor de Heer. En dan niet als een verplichting of belasting maar vrolijk en dankbaar in het besef dat zij eigenlijk alleen maar teruggeven aan God wat zij eerst uit zijn hand hadden ontvangen.

En mensen toen waren niet anders dan mensen nu.Dus gebeurde het dat mensen dat weggeven weer vergaten en dachten dat ze dat echt niet konden missen. Dan zond God een profeet als Maleachi die de mensen vertelde dat ze hun Heer beroofden van de tienden. En hij spoorde hen aan om echt te durven blijven weggeven. En hij zei er iets heel opmerkelijks bij: Breng de tienden en beproef mij toch hierin zegt de Heer van de hemelse legermachten of ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen en zegen over u zal uitgieten. Zodat er geen schuren genoeg zullen zijn. Durf te blijven geven, zegt de Heer.Want van geven wordt je rijk. Dat je weggeeft zonder een steek in je hart. Maar met een blij en fijn gevoel. Niet omdat het doel waar je aan geeft zo goed is. Of omdat die ander je zo dankbaar is. Maar gewoon omdat God je grootste rijkdom is. En omdat je vertrouwt dat Hij voorziet in wat je hebt en wat je dus kunt geven.

Wat een mooi aspect is bij de Bijbelse gebruiken is het principe van de eerstelingen. Dat je voordat je gaat uitgeven of gaat sparen eerst bedenkt: hoeveel wil en kan en weggeven? En dat doe ik dat ook maar meteen. Geven heeft niet alleen te maken met de spontane ingevingen van je hart. Het is ook een zaak van discipline. Om bijvoorbeeld aan het begin van een kalenderjaar Vast te stellen welk deel van je inkomsten je wilt teruggeven aan God, wilt delen met een ander. En dat dan ook maar meteen regelen. Geven is dan niet een soort sluitpost. Geven is dan de basishouding waarmee je het jaar begint. Hoe mooi is dat.

Geven is eigenlijk een oefening in vrij zijn. Geld zegt tegen je: je hebt mij nodig. Zonder mij kun je niet. Ik zal je redden. En als je een deel van je geld weggeeft Zeg je eigenlijk: zo nodig heb ik je ook weer niet. Ik ben vrij. Ik dien een andere God. Het gaat God natuurlijk niet per se om ons geld of onze spullen. Hij is uit op ons hart en kan er niet mee leven. Dat wij ons hart dan zetten op zoiets vergankelijks als onze centen of onze spullen.

Jezus heeft het best vaak over geld eigenlijk. Kennelijk doet het er toe hoe ik omga met geld. Mijn geefgedrag is de lakmoesproef voor mijn christen zijn. Mijn geefgedrag laat zien of ik werkelijk een vrij mens ben. Want, waar mijn schat is, daar is ook mijn hart.


Presentatie: