Kennen en gekend worden (Psalm 139)

(Psalm 139, luisterlied: Ken je mij – Trijntje Oosterhuis)

God weet alles, zo leerden we dat vroeger op catechisatie. Onze catecheet noemde dat plechtig de alwetendheid Gods. Het klonk eerlijk gezegd niet zo geruststellend en het riep in mij het beeld op van God als een soort strenge agent, of een heel precieze boekhouder, die controleert en registreert wat ik doen of niet doe en zelfs wat ik denk. Het is een wat dreigende gedachte. Ik wist niet of dat nu iets is om blij mee te zijn. Big Brother is watching me.

Of in de taal van het psalmversje dat we uit ons hoofd moesten leren:

De grote Schepper aller dingen

Ziet, uit het ongenaakbaar licht,

Het gans gedrag der stervelingen;

Niets is bedekt voor Zijn gezicht.

Uit Zijn vaste woning,

Daar Hij heerst als Koning,

(…)

Zien Zijn Godd’lijk’ ogen,

op al ‘t mensdom neer.

En ergens diep van binnen denk je dan het zou soms wel fijn zijn als God even een andere kant op zou kijken. Dat hij er even niet bij is. Even niet oplet. Zoals de meester of juf in een klas soms even met iets anders bezig is en je fijn even je eigen gang kunt gaan. En je denkt: als het dan zo is, dat God alles van mij weet en over mij weet, wat betekent dat dan voor mij? Wat doet Hij daar dan mee? Wordt dat dan straks misschien ook tegen mij gebruikt? Krijg ik dat allemaal een keer op mijn bordje? Zo op het eerste gezicht lijkt dat het te zijn waar psalm 139 over gaat. Over de alwetendheid Gods. En over een mens die probeert daaraan te ontglippen, maar tenslotte beseft dat er geen ontsnappen aan is. En zich er dan maar aan gewonnen geeft.

Maar als je deze psalm wat beter bekijkt dan ligt het toch net wat anders. Dit is geen psalm over weten, maar een psalm over kennen. Over kennen en vooral over gekend worden. Niet zozeer dat ik God kan vatten en begrijpen. Maar veel meer dat God mij als geen ander kent. Wat deze dichter ontdekt is niet zozeer dat God alles van hem weet, dat ook. Maar wat hem diep, diep raakt, is dat God hem door en door kent. En dat besef, die overtuiging, die doet hem duizelen en maakt hem intens verwonderd: Wonderlijk zoals u mij kent. In haar versie van deze psalm: ‘ken je mij’ zingt Trijntje Oosterhuis steeds opnieuw, zou dat niet veel te veel waar zijn… Het is voor ons mensen teveel om te geloven. Dat God mij kent, beter dan ik mezelf ken. God kent mij met zijn hart en dat doet Hij met zo intens veel liefde. Met zoveel aandacht en compassie. Het vermoeden dat God zo is en mij zo kent, dat dringt vaak maar zo ten dele door. Maar als ik er iets van besef, dat Gods hart zo warm klopt voor mij, dat is niet iets om voor weg te kruipen. Dan roept dat verlangen op om deze God beter en dieper te leren kennen.

Dat God echt zo is, en onder al die miljoenen ook mij op het oog heeft. Zo vertrouwd is met me. Zo de weg kent in mijn hart. Het is te onbevattelijk, te groots, te wonderlijk. Je kunt dat niet begrijpen. Je kunt er hooguit over zingen. Een lied van verwondering. Wonderlijk zoals u mij kent. Ja, je kunt je er over verwonderen en er over zingen. En in plaats van er voor weg te kruipen kun je je er ook aan overgeven. Je knieën buigen en zeggen: Doorgrond mij God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten. Zie of ik geen verkeerde weg ga en leid mij op de eeuwige weg. Ja Heer, wilt u dat doen? Want zelf red ik dat niet. Mijn hart, mijn bestaan, het is vaak een ingewikkelde kluwen van geloof en twijfel, van vertrouwen en angst. Een verwarrende mix van toewijding en aarzeling. Een mengeling van echt en fake. Een samenspel van verlangen en verstoppen. Mijn idealen botsen op mijn onvermogen. Mijn voornemens stikken in onvermogen. Mijn beloften verdrinken in schuld.

En daarom: doorgrond mij God. Onderzoek mijn leven en breng aan het licht het kaf en het koren. Het duister en het licht. De leugen en de waarheid. En als ik op wegen ben die niet goed zijn en leiden bij U vandaan, ja, neem me dan bij de hand Heer en leid me op de eeuwige weg. De weg van het leven. De weg van uw beloften en uw geboden. De weg van Christus die heeft gezegd: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Om deze psalm wat dichterbij te laten komen wil ik een kleine gedachteoefening met u doen.

Stelt u zich eens voor dat je in een museum loopt. Het is een mooi, helder gebouw. Witte muren en door de grote ramen valt overvloedig zonlicht binnen. Al wandelend kom je terecht in een kleine zaal. Het is er stil en de ruimte is leeg. Behalve dan dat ene beeld dat er staat in het midden. Je komt wat dichterbij en ziet dat dit een beeld is van jou. Je ziet het aan de voorkant en het ziet er goed uit. Kijk genietend naar jezelf. Terwijl je in gedachten naar dit mooie beeld kijkt: vraag jezelf eens af: wat waardeer ik nu zo in mezelf. Wat zijn enkele goede eigenschappen van jezelf, die je in het beeld herkent en waar je met plezier naar kunt kijken? Terwijl je daar staat te kijken komt er iemand rustig de zaal binnen lopen. Hij gaat naast je staan en stelt zich voor als de maker van dit beeld. Ook hij kijkt met zichtbaar plezier naar de prachtige voorkant. Hij wijst je op enkele trekken waarin je goede eigenschappen mooi uitkomen. Aanvaard deze goede woorden met dankbaarheid. Na een poosje lopen jullie om het beeld heen. Nu kijk je tegen de achterkant aan. Je schrikt: deze kant van het beeld is een stuk lelijker. Kijk er een poosje naar. Neem de lelijke trekken in je op. En vraag jezelf af: Wat zijn de dingen in mezelf waar ik niet blij mee ben. Waar ik een hekel aan heb. Die ik als ik eerlijk ben verafschuw. Ook de maker van het beeld wijst je een paar trekken die iets laten zien van je slechte eigenschappen.

Jullie gaan samen wat dichter naar het beeld toe. De maker streelt met zijn handen de achterzijde van het beeld. Hij doet het met kennelijke liefde. Na een poosje nodigt hij je uit om dat ook te doen. Je handen gaan over de achterkant van het beeld. Je voelt de oneffenheden, de onbalans, de holten. De maker kijkt je aan. In zijn ogen lees je aanvaarding. Hij zegt: aanvaardt jezelf zoals je bent, want zo heb ik je gemaakt. Je tast jezelf af en je probeert te doen wat de maker je zei.

Terwijl je het beeld op deze manier streelt, voel je dat het zachter wordt. Er komen trillingen in alsof het beeld tot leven komt. En van de achterzijde sla je voorzichtig je armen om het beeld heen het schokt nu, als iemand die huilt. En je begrijpt: het is een huilen vanwege alle falen, alle fouten, alle zonden. Je drukt je tegen het beeld aan en je houdt het vast. Als om het te troosten, te vergeven.

Dan merk je dat de maker Zijn armen om jou heen slaat en ook om het beeld. Je aanvaardt het gebaar en je geniet er intens van. De maker die jullie beiden vasthoudt zegt: Wat ik gemaakt heb, heb ik met liefde gemaakt. Ik heb het lief en zal het altijd liefhebben. Deze woorden komen als balsem je ziel binnen.

Na enige tijd merk je dat weer alleen bent. Zonder het beeld en zonder de maker. En je wandelt de ruimte uit naar buiten het zonlicht tegemoet. In je hart klinken de woorden nog na: Wat ik gemaakt heb, heb ik met liefde gemaakt. Ik heb het lief en zal het altijd liefhebben….

Volgende week vieren we samen avondmaal. Het is de plek waar je je maker mag ontmoeten. En als u, en jij en ik daar aanschuiven weet Hij precies wie hij daar ontmoet. Hij is klaar om ons daar te ontvangen en om u en jou en mij er van te verzekeren: Wat ik gemaakt heb, heb ik met liefde gemaakt. Ik heb het lief en zal het altijd liefhebben. En als tastbaar bewijs van die liefde reikt Hij je een stukje brood aan en een beker met wijn, omdat Hij ons zo lief heeft dat Hij alles heeft gegeven wat Hij had. In Christus Jezus zijn Zoon onze Heer, onze Heiland.

(de gedachteoefening is ontleend aan: Kick Bras, Vacare, bevrijdende levenskunst, 2010)


Presentatie: