In het voorbijgaan (Exodus 34,6)

(Exodus 34,1-10)

Van de 19e-eeuwse dichter Nicolaas Beets zijn de volgende regels: ‘De moerbeitoppen ruisten: God ging voorbij, Neen, niet voorbij; Hij toefde, Hij wist wat ik behoefde en sprak tot mij.’ Beets verwijst hier naar 2 Samuël 5. David vraagt God om raad hoe hij ten strijde zal trekken en de Heer zegt dan: wanneer u het geluid van voetstappen in de toppen van de moerbeibomen hoort, haast je dan, want dan is de Heer voor je uitgegaan. God openbaart zich hier aan David, maar opmerkelijk is dat hij dat doet door aan hem voorbij te gaan.

We komen dat vaker tegen in de Bijbel. Dat God niet de gestalte aanneemt van iemand die stil staat maar zich juist laat ontmoeten als een God die onderweg is, voorbijgaat, verder trekt. In I Koningen 19 staat Elia aan de ingang van een grot en lezen we: en zie de Heer ging voorbij. In Genesis 18 bezoekt de Heer Abram in de gestalte van drie mannen. Abraham krijgt kennelijk de indruk dat dit bezoek uit de hemel aan hem voorbij gaat want hij haast zich om hen een maaltijd aan te bieden en zegt dan: ga uw dienaar toch niet voorbij.Was u, rust en eet wat, daarna kunt u verdergaan.

Ook in het NT komen we dat ontmoeten in voorbijgaan tegen. In Markus 6 bevinden Jezus leerlingen zich op het water. Zij hebben de wind tegen en proberen al zwoegend de overkant van het meer te bereiken. En dan is daar Jezus die over het water loopt en lezen we: en hij wilde hun voorbijgaan. In Lukas 24 wandelt Jezus een hele poos met de Emmaüsgangers op, tot we in vers 28 lezen: En zij kwamen dicht bij het dorp waar zij naar toegingen en Hij deed alsof hij verder zou gaan.

Dit onderweg zijn van de Vader en de Zoon geeft iets aan. God heeft een missie, is onderweg naar een bestemming. God heeft kennelijk een stip op de horizon staan. Hij trekt door de tijden heen en is op weg om te komen tot de voltooiing van zijn werk, tot de realisering van zijn plannen. Wij zijn niet de enigen aan wie God denkt en zeker ook niet de laatsten. Jezus zegt in Johannes 10: Ik heb nog andere schapen die van deze schaapskooi niet zijn, ook die moet ik binnenbrengen. Gods hart strekt zich uit naar de hele wereld en zijn adem is lang genoeg voor de hele geschiedenis. Het draait niet om ons, om mij. Het kan geen kwaad om ons dat te blijven bedenken. We zien onszelf soms zo snel als het centrum van alles. Maar in Gods hart is meer ruimte dan voor mij alleen

Ook aan Mozes daar hoog op de Sinaï toont de Heer zich in het voorbijgaan. Mozes vraagt om Gods heerlijkheid te mogen zien en God zegt: geen mens kan mij zien en in leven blijven. En tegelijk komt God Mozes ook tegemoet door hem zijn heerlijkheid te tonen in het voorbijgaan. Voordat Mozes het goed en wel beseft is de Heer alweer voorbij getrokken en heeft hij het nakijken. Mozes kon pas iets van God zien toen hij al voorbij was. We lezen: zodra ik mijn hand wegneem kun je mij van achteren zien. Je kunt ook vertalen: hierna zul je mij zien. Dat is bij ons ook vaak het geval. Dat we pas later, terugkijkend op een periode ons realiseren hoe en waar de Heer ons pad kruiste en aan ons voorbijging. Vaak moeten we net als Jakob bij Bethel zeggen: Op deze plaats, op dit moment is de Heer aanwezig en ik besefte het niet.. (Genesis 28)

Hierna zul je mij zien.. het is een belofte die lang na Mozes dagen ten volle in vervulling gaat in Christus Jezus onze Heer. In Hem ontvangen we het voorrecht om Gods heerlijkheid te lezen in iemand zoals wij, een mens van vlees en bloed. En door zijn Geest neemt God zelfs blijvende intrek in ons menselijk bestaan. Over deze inwonende Geest zegt Jezus Johannes 14: hij woont in jullie en zal in jullie blijven. Jezus noemt hem in datzelfde gesprek een andere trooster, die altijd bij je zal zijn. Wij mogen een tempel zijn voor God zelf waar hij door zijn Geest woning maakt. In 1 Petrus 4,14 lezen we: de Geest van God rust op u in al zijn heerlijkheid.

En toch, hoezeer Gods Geest in onze geest wil landen en blijvende intrek neemt. Ook de Geest kent die voorwaartse beweging die we tegenkomen bij de Vader en de Zoon. De Geest zucht en kreunt, heeft pijnscheuten zoals een vrouw geboorteweeën heeft bij een bevalling. Zo intens strekt de Geest zich uit naar Gods toekomst. Op de allerlaatste bladzijde van de Bijbel horen we de Geest roepen naar Jezus: kom!

Maar er is gelukkig ook een andere kant. Want hoe bezield en gedreven de Heer ook onderweg is. Hij laat zich toch ook graag en gemakkelijk overhalen zijn reis te onderbreken. Behalve het geluid van voetstappen kent een ontmoeting met God ook het suizen van een zachte stilte. In Genesis 18 krijgt Abraham de gelegenheid met zijn hemelse gasten een maaltijd te gebruiken. Bij de leerlingen op het meer klimt Jezus in het schip, stilt hij de storm en spreekt Hij zijn woord van vrede. De Emmaüsgangers brengen Jezus op andere gedachten. We lezen in Lukas 24: Jezus deed alsof hij verder wilde reizen maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: blijf bij ons want het is bijna avond en de dag loopt ten einde. En hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. Daar hadden ze samen een maaltijd. En herkenden ze de Heer juist in het breken van het brood.

Dit dubbele van Gods voorbijgaan en zijn bij ons blijven vangt Nicolaas Beets treffend in zijn gedicht: God ging voorbij, Neen, niet voorbij; Hij toefde, Hij wist wat ik behoefde en sprak tot mij.’ Hij toefde, dat is mooi gezegd. Het heeft iets van een pauze, een tussenstop. De Heer dringt zich niet op, Hij gaat voorbij maar hij laat zich graag uitnodigen om bij ons binnen te komen, ons te ontmoeten. Een maaltijd te gebruiken. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop, zegt Jezus, als iemand mijn stem hoort en de deur opent zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met mij.

Ik las van de week ergens: avondmaal vieren is picknicken in de berm. Avondmaal vieren is picknicken in de berm. Het is zoals ieder moment aan Zijn voeten een soort van gezegende tussenstop. Een time-out. Voor even. Tot de Heer zegt: kom, we moesten maar weer eens verder gaan. Mozes begint na deze ontmoeting aan de tabernakelbouw. Elia mag zijn opvolger gaan zalven. De leerlingen op het meer zien na de storm aan de overzijde nieuwe tekenen van het koninkrijk en de Emmaüsgangers zijn na de maaltijd geloofwaardige boodschappers van de opstanding geworden. En ook u, jou en mij wil de Heer tot onze bestemming brengen. We zijn nog niet gearriveerd, er is nog een weg te gaan. Voor de Vader, de Zoon en de Geest. Voor u, voor jou en voor mij.


Presentatie: