Hoe lang nog, Heer? (Psalm 15)

(Psalm 13 en Hebreeën 4,14-16 – luisterlied: Stil, mijn ziel, wees stil)

Psalm 13 is een indringende psalm. Een hartenkreet van iemand die het wachten moe is. Vier keer op rij is er al meteen die schreeuw: Hoe lang nog, Heer, zult u mij vergeten? Hoe lang nog verbergt u voor mij uw gelaat? Hoe lang nog wordt mijn ziel gekweld door zorgen? En mijn hart door verdriet overstelpt, dag aan dag? Hoe lang nog, houdt mijn vijand de overhand?De psalm is van de hand van David. En komt misschien wel uit de tijd dat hij al gezalfd was tot koning. Maar in plaats van koning te zijn moet hij vluchten voor zijn leven. Koning Saul zit hem voortdurend op de hielen. En die spanning tussen wat God heeft beloofd en toegezegd en wat hij er daadwerkelijk van ziet en ervaart. Die spanning zindert door deze psalm. Hoe lang nog Heer? Hoe lang nog? Zie mij, antwoord mij, verlicht mijn ogen!! David weet dat God er is en Wie hij is. Maar hij heeft al tijden niets meer van hem heeft vernomen. Het blijft is al zo lang akelig stil op de lijn. Geen bereik.

En David is niet de enige die worstelt met een God die zich terugtrekt, zich hult in stilzwijgen.Je komt deze schreeuw naar God vaker tegen, juist in de psalmen. God, houdt u niet stil, zwijg niet, God, zie niet onbewogen toe… Waarom Heer, bent u zo ver en verbergt u zich in tijden van nood…? Echt, u bent een God die zich verborgen houdt…

Het is een ervaring van gelovigen in alle tijden. Het zwijgen van God. Gods verborgenheid. De donkere nacht van de ziel. Godsverduistering. Maarten Luther, juist hij die zo’n helder zicht had op de rijkdom van Gods genade in Christus Jezus. Hij kende die stilte en vond het onverdragelijk.Hij riep dan: Zegen ons Heer! Ja, vervloek ons desnoods. Maar zwijg alstublieft niet!

Moeder Teresa leefde als non helemaal voor God.Ze werkte een leven lang in India met de allerarmsten, de paria’s de leprozen naar wie niemand anders omzag. En ze kon daar de prachtigste dingen over zeggen: Christus in onze harten, Christus in de armen die we ontmoeten,Christus in de glimlach die we geven, Christus in de glimlach die we ontvangen. Maar in haar brieven die na haar dood werden gepubliceerd doet zij een boekje open over de stilte van God waar ook zij een leven lang mee worstelde. Ze schrijft daarin onder andere: Telkens als ik mijn gedachten naar de hemel wil verheffen vind ik daar zo’n indringende leegte, dat mijn gedachten terugkeren als scherpe mensen die mijn ziel verwonden. Ik heb geen geloof. Soms hoor ik mijn eigen binnenste uitroepen: mijn God! En niets komt er terug.

En ook de vorige paus Benedictus die zulke diepe doorleefde boeken schreef over Jezus.Had het bij zijn laatste audiëntie als paus heel kwetsbaar over lange periodes waarin het voelde alsof God lag te slapen.

En in die lijn staat ook deze psalm 13: Hoe lang nog Heer zult u mij vergeten, hoe lang verbergt u voor mij uw gelaat? De omgang met God heeft kennelijk haar getijden. Er is in het geloof niet alleen hoogtij en vloed.Maar het kan geestelijk gezien ook eb zijn, dan staat alles droog.

Er kunnen aan onze kant allerlei oorzaken zijn waardoor het stil is geworden op de lijn. Dat we zelf te veel in beslag worden genomen door van alles en nog wat. Of dat we op een manier leven die haaks staat op Gods bedoelingen. Dat we slordig, haastig, oppervlakkig leven. Zoiets was bijvoorbeeld aan de hand in de tijd waarin Samuel leefde. God kon weinig van zichzelf kwijt. We lezen over die tijd in 1 Samuël 3: er klonken in die tijd zelden woorden van de Heer. En er braken geen visioenen door.

Advent is van ouds een periode van zelfonderzoek. Om onszelf te bevragen op dit punt. Leef ik, leven wij op een manier en op een tempo waarin er voor God ook echt ruimte is. Ruimte om van zich te laten horen. En is mijn wandel met God van dien aard dat ik het ook echt waarneem als Hij zich terugtrekt. Mis ik Hem dan ook? Zijn nabijheid? Zijn vrede? Zijn kracht? Of sta ik daar niet zo bij stil? Maakt het me niet zo uit? Blijf ik gewoon mijn leven leven, mijn dingetje doen? Hoe bewuster en hoe doorleefder onze wandel met God is. Hoe moeilijker we kunnen leven met een God die zich op afstand houdt en zwijgt. Neem deze vraag eens mee in je stille tijd?

Maar over de stilte van God is meer te zeggen. Die stilte hoort ook echt bij de manier waarop God aanwezig wil zijn in deze wereld. Hij kon zo krachtig spreken tot Abraham. Maar er ging soms wel meer dan tien jaar voorbij waarin God niet van zich liet horen. Elia had God wonderlijk en krachtig aanwezig gezien op de Karmel.Maar bij de berg Horeb ontdekte hij dat diezelfde God ook de God is van de stilte.

Gods aanwezigheid in deze wereld is meestal niet overweldigend en overdonderend.Hij plant geen reuzen van bomen in de geschiedenis.Nee, Hij begint zijn werk met een klein stekje, een sprietje, een twijgje. Door zich te verbinden met een klein en onbeduidend volkje. En als Hij besluit om één van ons te worden.Dan begint dat ook weer heel klein, met een kind in een kribbe. En zoals God zich in het Oude Testament omhult en verbergt in een wolk.Zo kiest Jezus er voor om zich klein te maken.Zich te omhullen in gelijkenissen waarin hij het geheim van het koninkrijk heeft verstopt. En af en toe laat hij iets oplichten van zijn glorie, van zijn macht, zijn koningschap.

Hij verheft zijn stem niet in de straten en mensen kunnen hem dus zomaar overschreeuwen of helemaal verkeerd taxeren,een karikatuur van hem maken. Dan trekt hij zich terug naar afgelegen streken en wacht hij daar in de stilte om zich te laten kennen.Dat staat zo mooi in Hosea 2: Ik zal naar haar meelokken naar de woestijn, en dan tot haar hart spreken. De stilte kan pijnlijk zijn en leeg en droog als een woestijn. Maar het is kennelijk de weg om kwijt te raken wat ons in de weg zit, wat ons hindert.Zodat we nieuwe ogen krijgen om Hem te anders, dieper te leren kennen. Een zacht hart.

U kent wellicht het boek Uitverkoren van de Joodse schrijver Chaim Potok. Danny is een hoogbegaafde zoon van een bekende Joodse rabbijn. En deze rabbijn heeft besloten met zijn zoon geen woord te wisselen. Hij spreekt nooit met zijn zoon. Ze wisselen alleen van gedachten als ze samen de Schriften bestuderen.Maar daar buitenom hult hij zich in stilzwijgen. En dat jarenlang. Danny groeit op tot een jonge man en ontdekt pas na heel veel jaren waarom zijn vader nooit met hem sprak. Op de laatste bladzijden van het boek legt zijn vader dat zelf uit aan een vriend van Danny. Toen Danny 4 jaar was ontdekte zijn vader dat zijn zoon buitengewoon begaafd was. Maar dat Danny daar zelf al snel trots op werd. Hij keek neer op anderen die niet knap waren. Werd er arrogant van en zelfingenomen. DDanny heeft een enorm verstand maar geen ziel. En de rabbijn realiseerde zich dat er maar één manier is waarop Danny zou kunnen leren om naar anderen te leren kijken met de ogen van het hart. Om mededogen te hebben met de ander. Dat zou de leerschool zijn van de stilte. En dus kiest de rabbijn ervoor om te zwijgen. Hoe zeer hem dat ook zelf aan het hart gaat.

En dat is wat Danny heel langzaam had geleerd. Hij zegt ergens in het boek tegen diezelfde vriend: Het is mogelijk om naar de stilte te luisteren. En er van te leren. Stilte heeft een eigen kwaliteit en dimensie. Soms praat de stilte tegen me. Voor mij leeft stilte. Ze spreekt. En ik kan haar horen. Je moet ernaar willen luisteren, dan hoor je het pas. Stilte heeft een vreemde, mooie structuur. Ze spreekt niet altijd. Soms, soms huilt ze. En kun je de pijn van de wereld er in voelen. Dan doet het pijn om ernaar te luisteren. Maar je moet wel.

Het boek is een prachtige parabel over God die door te zwijgen ons mensen helpt om een zacht hart te krijgen, mededogen te leren. En net als de rabbijn in het boek is God bereid om die prijs te betalen. En als het moet zich terug te trekken, om zo de ruimte te bieden die we nodig hebben om een hart voor Hem te krijgen. En ook een hart voor elkaar.

In psalm 13 zien we iets van de leerschool van de stilte terug. Eerst is er die heftige schreeuw tot vier maal toe: Hoe lang nog Heer? Hoe lang nog? Maar tegen het einde van de psalm is daar in het allerlaatste vers een wending. Zomaar, uit het niets, de omstandigheden zijn niet veranderd. De stilte is niet verbroken, de vragen zijn niet beantwoord. Het alsof juist die aanhoudende stilte deze psalmist herinnert aan wie die God is geweest en nog altijd is en ook weer opnieuw zal zijn.

Ja, de stilte zuivert zijn denken over God uit. De donkstere godsbeelden dringen zich aan hem op. Een God die mij vergeet. Die de andere kant opkijkt. Die niet echt betrokken is, mij niet kent, mij niet wil. Maar die donkere godsbeelden houden geen stand. Want tussen al die schimmen en spoken is daar dat ene woord dat met kracht in hem opkomt. Het Hebreeuwse woordje ‘chesed’. Het is de trouw van God. Die er voor heeft gekozen zich te verbinden aan zijn mensen. En dat verbond heeft Hij nooit gebroken. Daar houdt hij zich aan. Daar is hij trouw aan. En zo komt de psalmist, in de stilte, tot dat krachtige slotvers. Dat als je het heel precies vertaalt zegt: Ik echter, vertrouw op uw goedertierenheid.

Ik echter… dat is de taal van het geloof. Ondanks alles, tegen de klippen op. Hoe stil het ook kan zijn tussen God en mij… Ik echter… vertrouw op uw goedertierenheid. Het is de taal, de houding die we ook zien bij Jezus. In zijn laatste uren hangt hij daar vastgespijkerd aan het kruis. In de godverlatenheid, zijn donkere nacht van de ziel. En midden in die benauwende, doodse stilte roept hij die indrukwekkende zin: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten. Hoe hartverscheurend de eenzaamheid ook is. Hoe hels de godverlatenheid ook voelt. Hij blijft die zwijgende en verre God aanroepen en belijden: Mijn God, mijn God… En het wonderlijke en paradoxale is, dat juist in dat gebeuren op Golgotha het zwijgen van God zijn krachtigste spreken is geworden. Geen sprekender bewijs van Gods liefde dan juist Golgotha. Sindsdien zeggen we in onze donkerste en stilste dagen: ik echter, ik vertrouw op Christus.

En als wij in ons leven soms door dorre tijden heen moeten. Als het soms zo stil is in onze ziel, zo donker. En het wachten zo lang kan duren. Dan mogen we weten dat we ook daar niet alleen zijn. Ook in de woestijn is Jezus ons al voor geweest. Hij is ook in de stilte op de proef gesteld. En kan dus met onze zwakheden meevoelen. Hij heeft ook in de stilte standgehouden en dient nu in de hemel als de hemelse hogepriester om voor ons te bidden opdat ook wij stand zullen houden. Hoe dor, hoe stil, hoe donker het ook kan zijn.

Ik echter vertrouw op uw liefde, uw goedertierenheid… En de psalm die begint een schreeuw uit de stilte loopt uit op een loflied. Mijn hart zal juichen omdat u redding brengt. Ik zal zingen voor de Heer, Hij heeft mij geholpen. Het is eigenlijk een lied dat voor de muziek uit gaat. Want de verlossing die moet nog komen. En de stilte, die moet nog worden doorbroken. Maar de dichter begint er toch al over te zingen. Alsof hij zo, zingend, zijn vertrouwen inzingt. Zingen van de verlossing die op handen is. Zingen over Gods woord dat de stilte zal doorbreken.En daarmee is psalm 13 ook echt een adventspsalm.

(leestip: De stilte van God, Reinier Sonneveld, 2015


Presentatie: