Het teken van Lazarus (Johannes11:1-44)
(Johannes 11:1-44 ; Luisterlied: Ik ben-Sela)
Jongens en meisjes, soms is het een dooie boel. In je klas bijvoorbeeld, is het soms vast dodelijk saai. Alsof er over alles en iedereen een grauwe sluier hangt. Een gebrek aan inspiratie, geen vonk, geen klik. Je hebt misschien ook wel eens meegemaakt. Dat het ook zomaar ineens om kan slaan. Iemand anders gaat voor de klas staan. En ineens is er een andere vibe. Iedereen is plots weer wakker en scherp. Er wordt weer gelachen en geleerd. Er is ineens weer leven in de brouwerij.
Of je sportteam draait voor geen meter. Het loopt stroef, en voelt plichtmatig. Geen focus, veel fouten en slordigheden. Geen overtuiging, geen bezieling, geen plezier. Het gekke is, dat één speler die erin komt. Of een andere coach een wereld van verschil maken. Ineens gaat alles weer lopen, is er weer vertrouwen passen de stukjes in elkaar. De dip is voorbij en het hele team leeft weer op.
Dat gebeurt op een diepe manier als Jezus ergens binnenstapt. Hij schudt wakker, hij roept tot leven. We hebben dat gezien bij Nicodemus. Hij zoekt Jezus op en in dat gesprek in de nacht wordt hij langzaam maar zeker uit zijn bubbel geduwd. Hij komt hij tot een nieuwe geboorte, hij gaat leven. Zo ging het ook met de Samaritaanse vrouw. Ze ontmoet Jezus bij de waterput. Hij maakt iets in haar los en diep in haar begint een bron te stromen. Een bron van levend water die nooit meer opdroogt. Vandaag zien we het opnieuw. Maar nu nog heftiger, nog krachtiger. Jezus ontmoet er geen doodsheid maar de dood zelf.
Lezing Johannes 11:17-44)
In Johannes 11 hangt de geur van de dood. Witte vermoeide behuilde gezichten. Gebroken stemmen. Een huis vol verdriet. U herkent wellicht de setting, de sfeer. Thuiszorg over de vloer, in de weer zijn met medicatie, doseringen, pijnbestrijding. Mensen die komen afscheid nemen. De laatste uren en minuten, de laatste adem. En daarna de begrafenisondernemer, de dominee eventueel. Gedoe met rouwkaarten en postadressen, het opgebaarde lichaam, de kist. De condoleances, de bedrukte gezichten, het zachte praten, woorden van troost. De uitvaart, de koffie, de cake, de broodjes. Het lichaam van de overledene uitgeput, aangetast door ziekte, eraan bezweken blijft achter in het graf, achter een steen. Het is een verloren gevecht, een nederlaag. Hier verliest het leven het van de dood. Zou je zeggen.
En dan komt Jezus. Tja, das wel aan de late kant denk je dan. Was hij eerder geweest dan had hij Lazarus kunnen fixen. De ziekte kunnen genezen, zijn leven kunnen sparen. Toch komt Jezus niet té laat. Uit het hele verband wordt duidelijk dat hij heel bewust niet eerder maar juist nu binnenstapt. Juist nu, midden in de gebrokenheid en als alle hoop vervlogen is betreedt hij dit slagveld, dit domein van de dood. Hij ziet, hoort, ruikt, proeft, voelt raakt hem diep. Hij huivert, hij zucht, hij huilt, hij roept.
En dan is daar dat ongelofelijke moment. Jezus staat stil voor het graf van Lazarus. De steen wordt weggehaald. Jezus verheft zijn stem, roept: Lazarus, kom naar buiten!Er valt een doodse stilte. Ieder houdt de adem in. Lazarus, kom naar buiten!De woorden echoën rond, weerkaatsen tegen de rotsige heuvels. Dringen door tot diep in de grafspelonk.
Er klinkt gestommel en uit het donkere koude graf wankelt een gestalte op de tast het daglicht tegemoet. Zijn handen en voeten in linnen gewikkeld. Zijn gezicht bedekt door een doek. Maak de doeken los en laat hem gaan, zegt Jezus. Het moet een indrukwekkend gezicht zijn geweest. Mensen die de lijkdoeken een voor een losmaken. Zijn handen, zijn voeten, zijn gezicht weer vrij maken. Lijkdoeken die in de psalmen ‘banden van de dood’ worden genoemd. Zoals in psalm 116: banden van de dood omknelden mij maar u hebt mijn leven ontrukt aan de dood. Ik mag wandelen in het land van de levenden onder het oog van de Heer.
Johannes laat Lazarus geruisloos verdwijnen. We komen hem een hoofdstuk later nog een keer tegen bij Jezus aan tafel. Maar dat is het dan ook wel. Het gaat Johannes hier kennelijk niet om Lazarus. Johannes noemt de wonderen van Jezus heel bewust ‘tekenen’. Het zijn tekenen die ons op iets willen wijzen. Laten we proberen te ontdekken waar dit teken op wijst
Het eerste is ons gebroken menselijke bestaan. Kijk nog eens goed naar de man die hier uit het graf komt gestrompeld. Laten we het beeld even stilzetten en op ons in laten werken. Een man op de grens van duisternis en licht. Een mens geroepen om te leven maar het is en blijft een sterveling, een mens van een dag. De dreiging van ziekte en dood is nooit ver weg. Herken ik dat bij mezelf? Het licht maar ook de duisternis, mijn schaduwkanten. Mijn voorkeur misschien voor de schemer ertussenin? Het wat mistige, vage, ingrijpbare tussengebied, de twilightzone. niet echt duisternis, maar liefst ook niet te licht? Hoor Jezus dan roepen: kom naar buiten!!
Zie je Lazarus voor je als teken van ons bestaan, van mijn leven? Kijk naar de banden van de dood die hem omknellen. Het is een beeld van de staat van ons mensen. Als Jezus het landschap van mijn ziel, mijn leven betreedt, waar is het dan doods, waar is het akelig leeg en levenloos.Waar is ingezonkenheid, waar heb ik opgegeven? Waar heb ik nederlagen geleden? Waar is iets gestorven? Waar is het leven weggelekt? Waar is het kil en koud geworden? Waar is het hol, leeg, donker, koud en kil als een graf? Als Jezus naar mij kijkt, welke banden ziet hij dan? Wat houdt mij al te lang gevangen? Wat bindt me? Waar knelt het? Waar wringt het? Wat weerhoudt me er van tot mijn bestemming te komen? Hoor Jezus zeggen: maak de doeken los en laat hem gaan
Het teken van Lazarus wijst op onze gebrokenheid. Het teken van Lazarus wijst ook op wie Jezus is. Het is opvallend dat Johannes weinig aandacht besteedt aan wat er nu precies met Lazarus gebeurt. Hij let veel meer op het gesprek tussen Jezus en Martha met daarin die ene sleutelzin waar alles om draait. Jezus zegt: Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft. Zal leven ook wanneer hij sterft. Je hoort er in dat Jezus niet alle gebrokenheid opheft. Maar juist in die gebrokenheid leven wil zijn en leven wil geven. Vandaar dat hij bij Lazarus pas nu binnenstapt. Hij voorkomt niet alles en fixt niet alles. Maar te midden van waar wij doorheen gaan wil hij erbij zijn en levensbron zijn. In onverwachte acute ziektes en bij chronische kwalen. In processen van aftakeling en afsterven. In ervaringen van verlies, verdriet en pijn. In ons menselijk falen, ons tekort, ons te laat, ons te weinig, te oppervlakkig. In dat alles, zegt Jezus, wil ik in aanwezig zijn. Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft.
De theoloog Oscar Cullmann heeft eens gezegd: het leven van een christen staat altijd in het teken van kruis én opstanding. Het leven van een christen staat altijd in het teken van kruis én opstanding. Begrijp je wat hij daarmee bedoelde? Herken je dat in je eigen gang door het leven? Dat die twee op een wonderlijke manier bij elkaar horen. Kruis en opstanding. Gebrokenheid en heling, vallen en opstaan, sterven en opnieuw geboren worden. Dat de kracht van God juist zichtbaar wordt in onze zwakte. Dat nieuw leven begint daar waar ik het zelf niet meer redt. Dat ik juist leer wat opstandingskracht is als ik gebukt ga onder de zwaarste last. Ja dat is altijd het diepe levensgeheim geweest van christenen in alle tijden en op alle plaatsen. Het echoot na in alle apostolische brieven. Wij sterven, maar toch leven we, we hebben verdriet maar toch zijn we altijd verheugd. We bezitten niets maar toch hebben we alles.
In de TV-serie de Luizenmoeder zat laatst een bijzonder fragment. In één van haar befaamde gesprekjes met ouders in de deuropening van haar klaslokaal zegt juf Ank tegen Ursula, de overbeschermende moeder van Isa: Ik kan er dit jaar geen curlingouders bij hebben. Curlingouders? Vraagt de moeder van Isa. Ja, ouders die alle obstakels voor hun opgroeiende kroost uit de weg willen ruimen. En dan vraagt juf Ank op haar eigen villeine manier aan Isa: denk je dat mama haar bezempje thuis laat dit jaar? Dan gaat de deur dicht en galmt het door de klas: Hallo allemaal wat dat je er bent!
Nou, Jezus volgen is bepaald geen curling. Er gaat niet iemand voor ons uit die met een bezempje alle obstakels uit de weg ruimt. De man die ons voorgaat is geen curlingmessias maar kruisdrager. En hij huilt bij het graf van zijn vriend Lazarus, ook omdat hij zich realiseert dat dit precies de route is die hij zelf zal moeten gaan afleggen. De weg die voert door de dood heen naar het leven. Het pad dat via het kruis leidt naar de kroon. Juist de opwekking van lazarus wordt de aanleiding voor zijn arrestatie en executie. Er hangt in Johannes 11 de geur van de dood. Niet alleen die van Lazarus. Maar ook die van Jezus zelf.
Het teken van Lazarus wijst ons zo ook op de weg waarin we onze Heer mogen volgen. Juist in dit evangelie zegt Jezus straks na Pasen. Zoals de Vader mij zendt, zend ik ook jullie. Net als Jezus mogen we er voor elkaar zijn. Te midden van gebrokenheid en ellende. We mogen ons erdoor laten raken. Er met elkaar doorheen gaan. Een zacht hart hebben en sterke schouders Om iets van elkaars lasten te dragen. Ook als dingen niet gefixt worden Ook als er een lange adem nodig is.
Net als Jezus mogen we ook leren onderscheiden waar en wanneer het moment er is dat we geroepen zijn iets van God te brengen. Een woord van leven en opstanding. Een woord van bevrijding van banden. Een woord van heling en genezing. Het vraagt wijsheid, geduld, liefde, Vrijmoedigheid en vertrouwen om onze Meester ook hierin te leren volgen. Te leren de leiding van de Geest, te leren ontvangen, herkennen en vertrouwen. En Jezus door ons heen te laten werken. En zo ook zelf een teken te zijn van leven en hoop. Een gangmaker, een levende heenwijzing naar Christus die de opstanding is en ons leven.