Het kleine meisje van de hoop (Advent 2016)
(Psalm 130, 1 Petrus 1, 3 – luisterlied Psalmen voor nu 130)
In onze tijd is hoop dun gezaaid. Cynisme en somberheid voeren de boventoon. Dromers en idealisten worden overstemd door hordes boze, witte mannen en vrouwen met een akelig kort lontje en snoeiharde oordelen. Onze wereld heeft geen behoefte aan idealisten aan dromers en wereldverbeteraars. Onze tijd schreeuwt om mensen met hoop. Hoop die gegrond is en die het daarom ook houdt.
Hoop is eigenlijk best iets wonderlijks. Kijk, je hebt natuurlijk zoiets als optimisme. En je zou kunnen zeggen: daar kun je voor kiezen. De een heeft het misschien wat meer in zich dan de ander. Maar je kunt er voor kiezen om alles door een positieve bril te bekijken. En jezelf en de ander wijs te maken. Dat het wel meevalt. Dat alles goed komt.
Maar hoop, dat is iets anders. Hoop is niet zozeer een keuze die uit jezelf komt. Hoop is iets dat groter is dan jezelf. Je zou kunnen zeggen: Hoop is een geschenk, hoop wordt gewekt. De schrijfster Emily Dickinson heeft het eens wonderschoon verwoord: Hoop is dat ding dat veren heeft en neerstrijkt op de ziel. En zijn liedjes zonder woorden zingt en nooit stopt. helemaal nooit
Volgens een beroemd gedicht van de fransman Charles Peguy is het ook de hoop waar God zich het meest over verwonderd. Kijk dat er er mensen zijn die gelóven. Dat kan toch bijna niet anders als ze zien hoe zeer God aanwezig is overal in deze prachtige schepping.In de mensen om je heen en vooral ook in een kind.Dat het liefste is wat God geschapen heeft. En dat mensen liefhebben, ook dat is voor God niet het grootste wonder.Er is zoveel nood en verdriet dat je als mens toch bijna van zelf ziet.Dat je de ander helpen moet en voor elkaar zorgt, elkaar troost
Nee, wat me verwondert, zegt God in dit gedicht, dat is de hoop. In het gedicht zijn geloof, hoop en liefde drie wandelende zussen.En iedereen die hen ziet kijkt naar de twee volwassen zussen. Dat zijn geloof aan de ene kant en liefde aan de andere kant. Geloof en liefde die trekken de aandacht, daar heeft de kerk het altijd weer over… Maar daar tussen die grote zussen geloof en liefde loopt het kleine meisje van de hoop.
En over haar gaat het laatste stuk van het gedicht, Ik geef ‘m in een vrije vertaling aan u mee.
Hoop is een meisje van niks.
Ze gaat nog naar school.
Niemand let op haar.
En zo stapt ze daar, tussen haar twee grote zussen in.
Ze verdwijnt in hun ruisende rokken
De ene aan de linkerzijde.
De andere aan de rechterzijde.
En zij er tussen in.
Dat kleine meisje, hoop: in het midden.
En midden tussen haar twee grote zussen lijkt het
Of zij zich voortrekken laat..
Maar wie dat zo ziet, is blind
En ziet niet dat in werkelijkheid zij het is die
Die de anderen vooruit helpt.
Zij, het kleine meisje, ‘hoop’
Je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
Je denkt soms: wat is het klein, dat vlammetje
Maar niemand krijgt het uit…
Nooit zal het doven.
Altijd weer laat het zien. Wat er niet is, maar komen kan.
Zien, soms even.
Wat me verwondert zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven
De mensenkinderen, ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat.
En ze geloven dat het morgen omslaat.
Ze zien hoe het in de wereld toegaat.
En toch geloven ze dat het morgen beter gaat.
Dat is toch ongelofelijk.
Soms, zegt God, soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.
Je de geloofsvorm, zegt God, waar ik het meest van hou is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, daarvan begrijp ik de bron.
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf, zegt God, ik ben er van ondersteboven
In dit gedicht verwondert God zich over de hoop. Maar bijbels gesproken is God juist zelf de bron van alle hoop. Bijbelse hoop wordt gewekt door iemand buiten jezelf. Door God zelf. Dat proef je bijvooorbeeld in psalm 130. Vanuit de diepten van het menselijk bestaan. Klinkt daar de overtuiging: hoop op God. Bij de Heer is genade. Bij hem is bevrijding, altijd weer. De hoop heeft in deze psalm iets van een stormlamp.Hoe hard de rukwinden hem ook heen en weer slingeren, hoe fel de regen ertegenaan plenst, het licht in die stormlamp blijft branden. Dat is het licht van de hoop op God die psalmen geeft in de nacht
Diezelfde vaste hoop proef je bij Petrus.Hij wordt ook wel de apostel van de hoop genoemd. En die hoop trekt als een vurige gloed door zijn beide brieven.Die hij begint met een machtige uitspraak: ‘Geprezen zij de God en vader van onze Here Jezus Christus Die ons overeenkomstig zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop.’ Voor Petrus staat één ding als een paal boven water. De hoop van een christen heeft alles te maken met Christus. Wie zijn houvast en basis zoekt in hem wordt zelf geboren tot een levende hoop. Een levende hoop. Dat is een sterke uitdrukking. Het betekent dat jij voor anderen iets belichaamt van hoop. En dat als jij ergens bent, op een wonderlijke manier dat kleine meisje van de hoop met je meekomt.Het leven van de ander in.
Zoals die jonge verpleegster ergens in een ziekenhuis. Ze was op een vroege zomerochtend aan het werk op de afdeling van mensen in hun laatste levensfase. Ze zag dat één van de patiënten al wakker was. De verpleegster reed haar in een rolstoel naar de andere kant van de afdeling. Kom, laten we even samen gaan kijken. De zon gaat zo prachtig op vanmorgen. Later vertelde de vrouw in de rolstoel: die verpleegster, dat meisje heeft me zo goed gedaan. Dat ze op het idee kwam! Samen kijken naar een zonsopgang. Het herinnerde me aan de trouw van God. Die elke dag nieuw is. Ik voel weer hoop.
Als je er oog voor hebt, oog voor krijgt,kom je haar in deze wereld vaker tegen dan je zou denken. Dat kleine meisje van de hoop. Je zou kunnen zeggen: Ieder kind dat geboren wordt is steeds opnieuw een teken van hoop. Zo zegt de dichter Muus Jacobse dat: zolang God kinderen in ons midden zendt,heeft hij zich nog niet van ons afgewend. In ieder kind kan het opnieuw beginnen. In ieder kind kan het opnieuw beginnen…
En op deze 2e zondag van advent wijzen we elkaar op dat ene kind. Zoals dat kleine meisje van de hoop eigenlijk een meisje is van niks. Zou je van dat ene kind ook geneigd zijn te zeggen.Het is een jongetje van niks. Hulpeloos, kwetsbaar en klein. Liggend in een simpele kribbe. Maar Hij zal uitgroeien tot de hoop in persoon. Zo noemt Paulus hem: Christus onze Hoop. Wie Hem kent en zich aan Hem verbindt. In hem zijn rustpunt vindt, zijn leven bouwt op Zijn genade. Die blijft, ondanks alles, altijd toch hoopvol gestemd.