Hemelvaart
(Lukas 24: 46-53)
Hello Goodbye
De aankomst-en vertrekhal van een vliegveld is een bijzondere plek. Wie wel eens naar het tv-programma Hello-Goodbye kijkt, weet dat er juist rond aankomst en afscheid allerlei ontroerende en betekenisvolle verhalen los komen. Op zulke momenten van aankomst of afscheid licht kennelijk vaak even iets heel helder op van wat mensen samen hebben. Van wat mensen voor elkaar betekenen.
Lichaamstaal
Maar ook zonder de verhalen achter die begroetingen en afscheidsscènes kun je aan de lichaamstaal van mensen ontzettend veel aflezen. Je hoeft geen cultureel antropoloog te zijn om uit de manier waarop mensen vanuit allerlei verschillende culturen elkaar tegemoet treden, begroeten en verwelkomen of juist afscheid nemen en elkaar uitzwaaien iets af te lezen van wat ze voor elkaar betekenen. Hoe ze zich tot elkaar verhouden.
Een laatste gebaar
In de vertrekhal zie je vaak dat mensen elkaar zo lang mogelijk in het oog houden. Tot daar die onvermijdelijke schuifdeuren zijn die de ander definitief aan je gezicht onttrekken. Het laatste wat je dan op je netvlies houdt is de lichaamstaal van die ander. De gezichtsuitdrukking, een allerlaatste handkus. Dat ene typische gebaar dat alleen jij en die ander begrijpen. Dan sluiten de schuifdeuren zich. En als ze zich even later weer openen voor de volgende passagier, zie je dat je geliefde intussen uit het zicht is verdwenen.
Terwijl hij heengaat zegent Hij
Aan zoiets moest ik denken bij de manier waarop Lukas beschrijft hoe Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen. Hij schrijft niet zoiets als: En nadat Jezus zijn leerlingen gezegend had ging Hij van hen heen en werd Hij opgenomen in de hemel. Nee, er staat nadrukkelijk iets anders. We lezen: Hij hief zijn handen op en zegende hen. En terwijl (!) hij hen zegende, ging hij van hen heen. Als de schuifdeuren zich zogezegd sluiten is het laatste wat je ziet die opgeheven handen, die zich zegenend over je uitstrekken en zich blijven uitstrekken. En er is iets in de intense, ononderbroken en aanhoudende manier van het opheffen van die armen die je doet vermoeden dat, mochten de schuifdeuren zich weer openen, Hij daar gewoon nog altijd staat met diezelfde uitgestrekte zegenende armen.
Zacharias
Deze scene sluit aan bij hoe Lukas zijn evangelie was begonnen. Op de allereerste bladzijde van het evangelie van Lukas zien we ook die uitgestrekte armen van een priester die zijn geloof kwijt is, en niet meer weet hoe hij moet zegenen. De zegen van Zacharias blijft steken, haperen. De woorden stokten in zijn keel.
Zoals Mozes
Die uitgestrekte armen van de Heer doen denken aan dat andere verhaal in de Hebreeuwse Bijbel. Waar die opgeheven armen altijd maar onafgebroken en voortdurend bleven zegenen. Als Israël bij Refidim strijd moet leveren tegen de Amalekieten, neemt Mozes plaats op de top van een heuvel, met in zijn hand de staf van God. En zolang Mozes zijn arm opgeheven hield was Israël aan de winnende hand. Met de steun van Aäron en Hur bleven die armen opgeheven, totdat de zon onderging. Amalek werd vernietigend verslagen en Mozes bouwde op die plaats een altaar en noemde die plaats: De Heer is mijn banier.
Fresco
Die altijd maar uitgestrekte armen doen me denken aan een vervallen ruïne ergens in het Midden-Oosten. In vroeger tijden had het christendom er gebloeid. Waren er grootse kathedralen gebouwd, in overweldigende en imposante schoonheid. Van deze bolwerken van een bloeiend en machtig christendom is dikwijls nauwelijks nog iets over. Vaak vindt je hooguit een ruïne, wat zuilen en delen van muren. Wat eens een gewijde plaats was een geïmproviseerde schaapskooi. Of nog erger: een stortplaats van vuilnis. Iemand vertelde dat zij in één zo’n ruïne schapen lieten grazen. En dat zij daar ronddolend tussen brokstukken van wat eens een godshuis was geweest, ineens een deel van een eeuwenoude fresco had ontdekt. Toen ze goed keek zag ze de helft van een gezicht met daarin nog maar één oog. En iets daarnaast een deel van een arm en een hand. En voor die tijd een typisch zegengebaar. Een afbeelding van de verheerlijkte Christus die deze wereld zegent. Het had haar diep geraakt. De gedachte dat wat er ook wordt van deze wereld en hoezeer de kerk op aarde ook in verval kan raken en hoe bijzonder weinig ik vaak ook zelf terecht breng van de opdracht om voor Gods aangezicht als christen te leven. Dat ondanks dat alles Jezus arm nooit meer naar beneden is gegaan. En dat zijn hand nooit meer een ander gebaar heeft gemaakt dan juist dit ene zegenende handgebaar.
Schuifdeuren…
Terwijl Hij hen zegende ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Die hemel is niet hoger dan de blauwe luchten, maar dichterbij dan we ooit hadden vermoed. De hemel is niet een wereld op zichzelf die niets met de aardse werkelijkheid te maken zou hebben. Op tal van momenten blijkt de hemel juist sterk betrokken te zijn op wat er op aarde gebeurt. Iemand noemde de hemel de achterkant van onze werkelijkheid. Er zitten zogezegd niet meer dan enkele schuifdeuren tussen. In de achterkant van onze werkelijkheid is de Heer dus zeer nabij, voelt hij ons hart kloppen. Hoort hij ons zuchten van verdriet of van opluchting. Bij ons leven betrokken, bij dat van ons allen heel persoonlijk. En bij dat van zijn gemeente als zijn lichaam. En dat van de hele aardse werkelijkheid..
Tot bloei brengen
Vandaar uit doet hij niets liever dan zegenen….Dat betekent: Tot bloei brengen, laten uitgroeien, tot zijn recht laten komen, tot haar bestemming brengen. Daar is Hij is onafgebroken mee bezig. Ons te vormen en te kneden, te schuren en te polijsten, ieder van ons afzonderlijk. Als mensen waar Hij voor is gestorven. En ons samen als zijn gemeente, Zijn lichaam op aarde.
Controlecentrum
Vaak hebben we ergens een beeld van de hemel als een oord van rust en stilte. Een werkelijkheid op zichzelf. Wat we ons niet altijd zo realiseren is dat de hemel het centrum is van Jezus machtsontplooiing. Het controlecentrum van het hemels koninkrijk. Van waaruit Hij Zijn werk in deze wereld tot voltooiing zal weten te brengen.
Blijvend betrokken
De theoloog Berkhof zegt ergens: ‘De hemel staat tegenover de aarde als de partner die haar zegenend omringt. En ook het doel waarop zij is aangelegd.’ De hemel is dus de plek van waaruit God zich bemoeit met de aarde. Dat Jezus daarin is opgenomen, garandeert dat hij blijvend, intens en onafgebroken betrokken zal zijn op de aardse werkelijkheid. Zijn opgeheven uitgestrekte zegenende armen vertellen ons: Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voltooiing van deze wereld.
Gezegend om te zegenen
Lukas had met deze woorden zijn evangelie wel kunnen besluiten. Terwijl Hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Maar hier stopt het verhaal niet. Hiermee is het verhaal niet af. Het verhaal gaat verder. Over leerlingen die Jezus hulde brengen. Hem gehoorzamen en terugkeren naar de stad en daarin grote vreugde vinden. En dan zijn de allerlaatste woorden die Lukas noteert: Zij loofden en zegenden God. En zo zet het verhaal van Jezus zich eigenlijk voort. In en door de mensen die hem zijn toegewijd. Hem loven en prijzen, eren en dienen en zijn zegen verspreiden. En overal waar zij zo leven raakt de hemel even de aarde.
Hemelvaart van de rabbi
In een dorpje in Polen woonde eens een rabbi. Hij was erg geliefd en van hem vertelden de mensen dat hij elke morgen voor het morgengebed, opsteeg naar de hemel…..En het was inderdaad waar, als het tijd was voor het morgengebed, was de rabbi nergens te vinden. De kleermaker van het dorp vond het maar vreemde verhalen en besloot de zaak eens uit te zoeken. Vroeg in de morgen verstopte hij zich bij het huis van de rabbi. Toen de rabbi in alle vroegte naar buiten kwam herkende hij hem bijna niet. De rabbi zag er meer uit als een houthakker, met een bijl in de hand en een lege zak op de schouder, wandelde hij in de richting van het bos. Daar hakte de rabbi een boompje om en maakte er stukjes brandhout van. Met de zak vol hout keerde de houthakker terug naar het dorp en verdween in een smal straatje. De kleermaker volgde hem en gluurde door de ramen van het huisje waarin de rabbi was verdwenen. Daar zag hij de rabbi bij een oude vrouw de kachel aanmaken. Terwijl hij het hout in de kachel stopte, sprak de rabbi het eerste deel van de gebeden uit. Bij het aansteken zei hij het tweede deel. En terwijl het vuur opvlamde zong hij het derde deel. Buiten fluisterde de kleermaker zachtjes de gebeden mee en liep toen stil naar huis. En, vroeg zijn vrouw, is het waar dat de rabbi voor het gebed opstijgt naar de hemel? Ja, zei de kleermaker hij komt heel dicht bij de hemel, heel dicht bij God.