Gids naar het licht (Meditatie Matteüs 27:41-44)
(Matteüs 27:41-44)
Het is opvallend dat in Jezus’ laatste uren zijn grote tegenstander, de vorst van de duisternis in geen velden of wegen lijkt te bekennen. Dat is in het begin van Jezus’ missie wel anders. Tijdens de verzoeking in de woestijn is daar de satan in persoon pontificaal aanwezig, zonder enige terughoudendheid. En in de maanden en jaren dat Jezus rondtrekt zijn daar keer op keer duidelijke manifestaties van duistere demonen en kwade machten.
Maar nu op Golgotha de zaken tot een ontknoping komen lijkt de vorst van de duisternis met zijn trawanten zich niet te laten zien, lijkt hij nergens te bekennen. Toch is dat maar schijn want in werkelijkheid is de boze zeer aanwezig, maar dit keer in de gestalte van de mensen rond Jezus. Annas, Kajafas, Pilatus, Petrus, Judas, soldaten en voorbijgangers, Schriftgeleerden en oudsten zij worden voor Jezus een satan. En door hen heen probeert de tegenstander Jezus te breken zodat hij het op zal geven zijn nederige liefdedienst zal staken en uit zal wijken naar zijn heerlijkheid.
Eerst is er de parodie van de soldaten die voor het oog van het hele volk een pijnlijke ontluisterende klucht opvoeren compleet met mantel, rietstaf en doornenkroon. Hij wordt bespuugd, geslagen, vernederd. Gestript van elke waardigheid en eer. Schaamteloos, met duivels genoegen. Waar alle eer weg is, daar is de hel. Daar is alleen maar schande. En in louter schande kan een mens niet leven. Daar ga je als mens compleet de vernieling in.
Aan het kruis wordt Jezus geheel uitgekleed. Naaktheid breekt het hart. Dat is de wrede psychologie van de beulen van alle tijden. De nazi’s waren daar ook altijd goed in. Eerst doften zij zichzelf op. Dan dwongen zij joodse mannen en vrouwen zich te ontkleden en zetten hen vervolgens in het volle licht. Naaktheid breekt het hart.
En als Jezus daar hangt, naakt en vastgespijkerd aan een kruis,is daar die tweede golf van spot. Dit keer van vrome voorbijgangers die Jezus aanpakken op zijn almacht. Laat nu maar eens zien waartoe je in staat bent. Jij die jezelf zoon van God noemt, toch? Maar het venijn zit ‘m ook dit keer in de staart want tenslotte is daar de geestelijke elite, de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. Zij wensen zich er niet toe te verlagen om de man aan het kruis rechtstreeks aan te spreken. Zij voeren een vroom gesprek onder elkaar maar wel zo, dat Jezus het horen moet. Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.
Jezus’ grote en werkelijke tegenstander heeft al die tijd zich ingespannen om Jezus bij dat kruis vandaan te houden. En hij doet nu een laatste wanhoopspoging. Als je zegt dat je Gods zoon bent, dan moet je dat toch tonen? Dan blijft je toch niet hangen in zo’n ellendige toestand? Als je altijd de mond vol hebt over vertrouwen op God waar blijft dat vertrouwen nu dan? Je zegt dat je een redder bent? En je kunt niet eens jezelf redden?
Deze spot van de geestelijke elite voert ons terug tot het moment van Jezus doop. Waar Jezus uit Gods eigen mond had gehoord: jij bent mijn geliefde zoon, in jou vind ik vreugde. En precies dat vertrouwen wordt hier zwaar beproefd. Net als dat het geval was bij de verzoeking in de woestijn wordt nu opnieuw diezelfde vraag op Jezus afgevuurd: toen klonk het: als jij de zoon van God bent, waarom zou je dan honger lijden? En nu is het: Als jij de zoon van God bent, waarom zou je dan naakt doodbloeden hangend aan een kruis? Redt jezelf! Waar is die hemelse vader nu, waar jij het altijd over hebt en op wie jij je vertrouwen stelt?
Voor Jezus zelf is deze afkeer, deze afwijzing niet nieuw. Hij is die gedurende zijn hele missie tegengekomen. Je kunt soms het beeld hebben dat Jezus aanvankelijk veel succes had en pas later is gestuit op onbegrip, weerstand en verzet. De werkelijkheid is dat zijn route naar het koninkrijk altijd een eenzaam avontuur is geweest. Steeds wordt hem door vriend en vijand van alles voor de voeten gegooid. Dat hij zich niet houdt aan de godsdienstige wetten en regels. Dat hij een veelvraat is en een wijnzuiper, een godslasteraar. Dat hij samenspant met de duivel zelf. Ook onder de mensen die enthousiast zijn over zijn onderwijs, wonderen en tekenen,onder hen die Hem volgen leeft veel onbegrip. Velen hebben heel andere verwachtingen. Het onbegrip, de tegenspraak, de vervreemding is nooit ver weg. Zijn weg naar het koninkrijk van God wordt keer op keer in twijfel getrokken en van vraagtekens voorzien. Zelfs door zijn meest trouw volgelingen,zijn meest intieme vrienden.
Ik las over een groep mannen op expeditie in ondergrondse grotten en spelonken. Ze zijn goed getraind en kennen er de weg. Als ze vele uren ondergronds zijn geweest besluit het expeditieteam te beginnen aan de terugweg,terug naar boven, terug naar het daglicht en de openlucht. Op zeker moment komen ze terecht in een spelonk die ze nog niet eerder hebben betreden.Een heel deel van deze spelonk staat onder water,te diep om door heen te waden. De expeditieleider is een ervaren man en is ervan overtuigd dat er een weg is dwars door deze onbekende spelonk. Dat aan de andere kant van dit diepe donkere water de tunnel verder loopt en hen naar boven zal leiden.
Niemand is deze weg ooit eerder gegaan. De expeditieleider vraagt zijn team hem hierin te vertrouwen. Maar daar voelen de anderen maar weinig voor. Op geen enkele kaart is deze route terug te vinden. De kans is levensgroot aanwezig dat zij zich in dat donkere diepe water begeven en daar als ratten in verdrinken. Sommigen worden boos: waar haal je het recht vandaan om de hele groep aan zulke grote risico’s bloot te stellen? Alleen omdat jij het idee hebt dat er een nieuwe onbekende route zou kunnen zijn?
De expeditieleider beseft dat er maar een ding op zit. Hij zal zelf als eerste deze weg dwars door het water gaan. Hij zal zelf de weg vinden en uitproberen en dan terugkomen en de anderen met zich meenemen. Als hij het water ingaat is een deel van de groep gespannen en stil.Anderen die echt tegen het hele plan blijven lachten hem schamper uit: je overschat jezelf, je hebt het te hoog in de bol. Dit leidt nergens toe. Of je komt als een verzopen kat terug en maakt jezelf volslagen belachelijk. Of je verdwijnt in het water en komt helemaal nooit meer boven.
De expeditieleider laat zich niet afschrikken, hij begeeft zich helemaal alleen in het donkere duistere water en even later is hij uit het zicht verdwenen. Pas na drie uur is hij weer terug bij zijn team. Hij heeft inderdaad aan de andere zijde de terugweg gevonden. En heeft uiteindelijk de hele groep met zich meegenomen inclusief de mopperaars en criticasters.
Dat is wat Jezus heeft gedaan. Als de grote pionier trok hij verlaten van alles en iedereen het donkere diepe water van de dood in en baande zo de weg naar het leven. Een weg waar geen van de anderen ook maar enig zicht op had, enige fiducie in had. De weg die Jezus gaat is in het Matteüsevangelie van meet af aan een afspiegeling van de weg die het volk Israël moest gaan. Het is de Exodus-route die dwars door het water van de dood heen het hele volk veilig op de oevers van het nieuwe leven brengt.
Onze Heiland is als eerste die weg gegaan, wie hem ook voor gek verklaarde. Wie ook maar heeft geprobeerd hem op andere gedachten te brengen. Hij is daar blijven hangen, zwijgend en stil Liet zich niet provoceren, kwam er niet van af. Juist omdat hij wist dat hij Gods zoon was is hij daar blijven hangen aan het kruis, tot het einde.Vanuit het geloof dat hij juist zo, door dit alles tot het einde toe te verdragen en te dragen de weg zou banen. Voor zichzelf en voor zijn volgelingen van alle tijden. De weg terug naar boven. De weg terug naar God. Lof zij Christus, nu en tot in eeuwigheid.