Gevonden! (Kerst 2016)


(Lukas 1: 1-20)

Als predikant ontvang ik regelmatig geboorteberichten. Ik bekijk ze altijd met belangstelling. De vorm, de illustraties, de verwoording.Ze geven iets weer van de belevingssfeer van de ouders. Het kaartje is ook bedoeld als uitnodiging om het kindje te komen bekijken. Al houden de meeste ouders over zulke kraambezoekjes wel graag wat grip en controle. Je leest dan ergens onderaan zo’n kaartje alleraardigste maar niet mis te verstane zinnetjes als: een hartelijk verzoekje, bel even voor een bezoekje – een beschuitje eten? laat het ons even weten – teentjes tellen? graag even bellen – wil je komen kijken naar ons kleintje, geef ons dan eerst een seintje – wil je mijn oogjes zien twinkelen laat dan eerst de telefoon even rinkelen – kom, bel en bewonder….

Het geboortebericht van Jézus is bijzonder te noemen. Een speciale gezant reist vanuit de hemel naar de aarde om de mensen te berichten over deze bijzondere geboorte. Nou ja, dé mensen, eigenlijk maar klein groepje mensen. Apart is dat eigenlijk wel. God had ook de hele mensheid wakker kunnen maken zodat iedereen met eigen ogen en oren dit geboortebericht had kunnen ontvangen.

Maar God kiest er voor om dit anders te doen. Hij laat het geboortebericht brengen aan een klein clubje mensen. Het zijn de mannen van de nachtploeg. Heel gewone harde werkers die er in alle tijden zijn in het holst van de nacht en voor weinig geld knappen ze het zware en harde werk op. Zij zijn het die deze nacht wakker zijn. De rest van de mensen ligt comfortabel te slapen.

De gezant uit de hemel meldt de geboorte en gebruikt daarbij grote en veelbelovende woorden: Hij noemt het kind de Redder, de Messias, de Heer. En zegt er nadrukkelijk bij dat deze geboorte goed nieuws is en reden voor blijdschap. Voor deze mannen van de nachtploeg. En voor alle mensen van alle tijden.

De eerste reactie op dit geboortebericht komt uit de hemel zelf. De engelen hebben hun adem ingehouden. En nu barsten zij uit in luid gejubel.Ze loven en prijzen God, zingen over vrede op aarde en over Gods hart dat uitgaat naar de mensen. Het moet intens zijn geweest, betoverend en overweldigend.

Maar het is ook zo weer voorbij. Dan gaat de hemel weer dicht en keert de stilte terug. Wat zal de reactie zijn op aarde? Wat doet de nachtploeg? Ze hadden er op verschillende manieren op kunnen reageren. De geitenwollensokken-herder met een sociale inslag zou hebben kunnen voorstellen om er een groepsgesprek van te maken. Wow, dat was heftig jongens. Dit zal van alles bij je losmaken. Wie wil daar iets over delen met de groep? Wat doet dit met je? Wat vond je fijn? Wat vond je er lastig aan? Is er iets dat je dwars zit? Op die toer zeg maar. Het was vast een mooie gesprekskring geworden.Waarmee ze nog heel veel avonden en nachten hadden kunnen vullen.

Een meer praktisch ingestelde herder zou hebben kunnen zeggen. Luister eens, het is allemaal leuk en aardig.Maar laten we in hemelsnaam wel nuchter blijven mannen. We hebben natuurlijk ook onze verantwoordelijkheid. We zijn en blijven herders en we moeten dus bij de schapen blijven. We zullen we er vast meer van horen als onze shift er op zit en we weer onder de mensen zijn. Ik stel voor dat we nu nog wat rust pakken, want het is zo weer morgenvroeg en dan wacht er weer een lange dag. Dan roept onze plicht weer. Kom op mannen, nog even onder zeil.

Een herder die in zijn vrije tijd van van alles voorzitter was had na wat op en neer gepraat kunnen zeggen: Ik stel voor dat we niet te lang bij dit agendapunt blijven hangen. We benoemen een commissie die dit verder zal uitzoeken.Zij komen met een voorstel hoe we dit verder kunnen oppakken? Iedereen mee eens? Goed, nog iets voor de rondvraag broeders?

Maar zo gaat het niet. Er gebeurt iets heel anders. Er is iets in deze herders wakker geroepen dat groter is en sterker dan zij zelf. Iets dat zegt: sta op, ga op weg. En het volgende wat we lezen is: En zij gingen met haast en vonden Maria en Jozef en het kind liggend in de kribbe.

Ze gingen met haast…Je ziet het voor je. Deze herders die helemaal nooit haast hadden en zo gewend waren in alle rust met hun schapen door de velden te zwerven. Zie ze nu toch eens gaan. Met hun gewaden wat opgetrokken haasten ze zich door de donkere nacht.In de richting van de huizen, het dorp. Je ziet de lantaarns en fakkels op en neer schudden.Je hoort de klanken van hun opgewonden stemmen.

En zij gingen met haast..Je kunt ook vertalen: en zij kwámen met haast. Zo stond het er eeuwenlang in de Statenvertaling.En ook in de Engelse King James Bijbel. Zij kwamen met haast..Dat drukt misschien wel beter uit wat hier gebeurt. Deze herders gingen niet op eigen initiatief op pad. Zij voelden zich nadrukkelijk aangesproken en uitgenodigd. En zijn daarom vrijmoedig gekomen.Zonder seintje vooraf, zonder iets te laten rinkelen.

En zij kwamen met haast en vonden Maria en Jozef en het kindje liggend in de kribbe. Na dat sprankelende geboortebericht uit de hemel is wat ze zien eigenlijk een heel gewoon tafereel. Eerlijk gezegd is het allemaal nogal kaal, schamel, simpel. Twee eenvoudige mensen met een gewoon kindje dat in doeken is ingebakerd en is neergelegd in een kribbe. En juist dat eenvoudige, een kind in een kribbe.Dat was hét teken, had de engel gezegd. De engel had niet gezegd: je zult een kind vinden maar kijk daar alsjeblieft wat doorheen. Hij zegt ook niet: de stal is wat eenvoudig en het kind ligt in wat doeken gewonden in een kribbe. Let daar maar niet teveel op. Nee, juist dat schamele, dat eenvoudige en kwetsbare. Dat is nu net precies hét teken, de handtekening van God. Zo wil God onder ons komen en wonen. Door zich heel klein en heel kwetsbaar te maken. En zo deel uit te gaan maken van ons leven.Zo gewoon, zo eenvoudig, zo kwetsbaar als dat is.

En zij kwamen met haast en vonden.. Hier komt het kerstverhaal even tot rust. Na alle beweging in de hemel en op aarde is hier het moment van vinden. Ruwe bonken van herders, gehard en gestaald.Wellicht ook afgevlakt en afgestompt door een keihard bestaan in de marge. Zij kijken naar het meest weerloze, het meest kwetsbare wat je in de mensenwereld kunt zien. Een pasgeboren baby, stijf ingebakerd in doeken.Het kan helemaal niets. Is volkomen afhankelijk van anderen. En juist dit kindje in doeken in deze kribbe roept in deze herders iets wakker. Op hun verweerd gezicht breekt een glimlach door.De verwondering staat te lezen in hun ogen. Hun grote harde knuisten vol met eelt openen zich voorzichtig teder en zacht. Sterke armen drukken het kind zacht tegen zich aan.En in hun hart begint een klein vlammetje te branden. Een vlammetje van verlangen, van blijdschap, van hoop.

Dit hulpeloze, kwetsbare kind in een kribbe maakt in deze herders iets wakker. Roept diep in hun bestaan verwondering op. Compassie, tederheid, hoop, blijdschap. En daarmee wordt alles wonderlijk omgedraaid. Deze herders hébben niet alleen gevonden. Zij zijn het ook zelf die hier worden gevonden. Gevonden door het kind dat is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is. Gevonden door God zelf die hen in dit kwetsbare en hulpeloze kind zo wonderlijk nabij is gekomen.

Het is aan deze herders ook wel te merken.Dat zij gevonden hebben en tegelijk ook gevonden zijn. Er is deze nacht in hun bestaan iets opengegaan. Wat gisteren nog rauwe en geharde kerels waren.Dat rent nu als lichtvoetige jongens opgetogen door de nacht om dit kind te gaan zien. En als ze even later de kribbe achter zich laten gaan ze anders, meer open het leven in. Je hoort ze neuriën, fluiten, zingen, loven en prijzen. Waar ze komen gaat het over het kind in de kribbe.Het zijn aanstekelijke mensen geworden. Mensen met een ziel, een vonk, een passie, een verhaal.

Hoe het met de herders verder is gegaan vertelt het verhaal niet. De echte vraag is natuurlijk vooral: hoe gaat het verder met u, met jou en met mij? Is er ook iets in u, jou en mij dat zegt: sta op, ga en kniel! Is er ook in u, jou en mij iets dat zich opent voor dit kind? Bent u het, ben jij het, ben ik het die deze kerst die zich wil laten vinden. Begint het dit jaar in mij? Voor het eerst? Of weer opnieuw? Kom, laten we samen de weg gaan van de herders de weg van zoeken en vinden, steeds opnieuw. Dat is hoe de kerkvader Augustinus de weg van geloven beschreef. Hij zei: óm te vinden moet je Hem zoeken omdat Hij verbórgen is. Ná het vinden moet je Hem zoeken omdat Hij onmételijk is.


Presentatie: