Hebben en zijn

(Genesis 14)

Het is in deze woelige wereld eigenlijk toch altijd weer hetzelfde liedje. Of het nu Abrams dagen zijn of de onze, het gaat over oorlogen en geruchten van oorlogen. Over koningen en krijgsheren, over coalities en strategen. Over oorlogsgeweld en wapengekletter, over machtsvertoon en intimidatie. En vooral ook over onschuldige slachtoffers, krijgsgevangenen en vluchtelingen.

Vier tegen vijf
De grote vier koningen uit die periode hebben samen een monsterverbond gesmeed. Samen leggen ze alles en iedereen hun wil op en lappen zij talloze koninkrijkjes aan hun soldatenlaars. Zo is het ook de vijf kleine koningen gegaan in de streek rond Sodom en Gomorra. Twaalf jaar lang hebben zij gebogen en geknipt voor de grote jongens en bakken vol geld afgedragen. En als deze koninkjes besluiten dat het nu genoeg is en ze samen in opstand komen tegen de grote vier, wordt er door de vier giganten in no-time orde op zaken gesteld. Met de kleine vijf wordt de vloer aangeveegd. Ze vluchten in paniek de bergen in en sommigen belanden onderweg in smerige asfaltputten tot hoon van hun belagers. Uiteindelijk wordt een deel van hen als krijgsgevangene meegevoerd waaronder uitgerekend dus onze vriend Lot.

Terug naar af
Het wrange is dat deze grote vier nu juist afkomstig zijn uit de streken van Ur. Ur, waar Lot ooit uit was weggetrokken, op sleeptouw genomen door de karavaan van Terach en Abram. En nu is het in Lots leven zover gekomen dat hij zomaar weer terug lijkt te zijn bij af, terug in Ur. Dat weerspiegelt triest genoeg de geloofsontwikkeling van Lot. Hij is in al die jaren niet wezenlijk veranderd. Materieel en maatschappelijk is het hem voor de wind gegaan. Maar van binnen is hij altijd de oude Lot gebleven. Geestelijk gezien is hij geen meter opgeschoten. En zo dreigt hij zomaar ineens weer terug te zijn bij start.

Broeder in nood
Natuurlijk hoort Abram wat zijn neef Lot is overkomen. Je hoort hem niet zeggen: Tja beste neef, boontje komt om zijn loontje, eigen schuld, dikke bult … Hij zegt ook niet: Het spijt me geweldig voor je Lot, maar ik kán je niet helpen. Wat moet ik beginnen tegen deze mastodonten, met anderhalve man en een kamelenkop? In het Hebreeuws staat er dat Abram hoort wat zijn broeder lot is overkomen. Voor Abram is Lot een broeder, een broeder in nood, en die laat je niet vallen. En met een handjevol bondgenoten trekt Abram er op uit om Lot zijn broeder in nood te bevrijden.
En met dat handjevol mannen weet Abram zoveel verwarring te stichten in het kamp van de vier koningen, dat men daar in paniek raakt en de aftocht blaast.

Geoefend
Dat legertje van Abram telt om precies te zijn 318 geoefende mannen. Het is nog de vraag wat dat ‘geoefend’ betekent. Je denkt op het eerste gezicht aan ‘geoefend in de strijd’. Maar omdat het open wordt gelaten en er alleen wordt gesproken over ‘geoefend’ hebben de rabbijnen bij deze tekst aangetekend dat het ook mannen kunnen zijn geweest die geoefend zijn in de levensstijl van Abram, in een leven met God. Mannen die er in geoefend zijn om niet voor de heb te leven. Mannen die er in geoefend zijn om er te zijn voor elkaar. Op te komen voor je broeder in nood. Als je het zo leest, is dat groepje van Abram en zijn makkers in dit verhaal een soort van tegenbeweging. Een kleine groep gelijkgezinden, die laten zien dat je ook anders in het leven kunt staan. Een Gideonsbende, die even laten zien hoe het leven er in het beloofde land er uit zou kunnen gaan zien.

Lot en God
Intussen proef je in dit verhaal ook iets van hoeveel God blijft houden van Lot. Lot denkt dat hij wel zonder Gods beloften kan. Hij is buiten het beloofde land gaan wonen. Hij is steeds verder van huis geraakt, afgegleden tot in Sodom toe, en nu zowat terug in Ur, terug bij af. Maar dat betekent nog niet dat hij daarom is afgeschreven. Achter deze actie van Abram klopt het hart van een God die ook van Lot houdt. Een God die hem trouw blijft, hem uit zijn netelige positie bevrijdt, hem nu opnieuw de hand reikt en hem een nieuwe kans biedt.

Lot en Abram
Abram en Lot ze zijn weer even verenigd, ze zullen samen terug zijn gereden naar huis, Abram en Lot zijn neef, die ook zijn broeder is. Als je ze zo samen voor je ziet die twee, Abram en Lot, dan hebben ze wel wat weg van Don Quichot en Sancho Panza. Don Quichot, u weet wel, de idealist, de zwerfridder die met al zijn onhandigheid toch steeds weer het zekere voor het onzekere kiest. En naast hem Sancho Panza, het mannetje van de heb, dat vooral gesteld is op rust en veiligheid,
en helemaal niet houdt van avontuur.

Verlegenheid
Samen keren ze huiswaarts, Abram de zwerver en Lot van de heb. Op een bepaald moment zijn hun wegen weer gescheiden. Lot moet toen verlegen iets gemompeld hebben van: Nou oom, nog eens bedankt! Doe tante de groeten, ik ga maar weer eens thuis kijken, In een, nou ja, je weet wel….. En even later zit hij zomaar weer midden in Sodom alsof er niets is gebeurd.

Abram is van God
En Abram? Hij trekt weer terug naar Mamre, een huis heeft hij er nog niet, maar daar lijkt hij niet zo mee te zitten. Abram is niet van de heb, hij is van God.

Hebben en zijn
U weet dat de God van Kanaän Baäl heet, en als je in de Hebreeuwse taal die naam opschrijft, dan gebruik je precies de letters van het werkwoord ‘hebben’. In Baäl klinkt iets door van hebberd. En als je de naam van Abrams God opschrijft, dan gebruik je de letters van het werkwoord ‘zijn.’ Abrams God zal zich later noemen: Ik ben….., Als Baäl staat voor: hebben is hebben, en houden is de kunst, dan staat Abrams God voor: zijn wie je zou moeten zijn. Als Baäl staat voor: pakken wat je pakken kunt, ieder voor zich en Baäl voor ons allen, dan staat Abrams God voor: het is zaliger te geven dan te ontvangen. En, zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid en al dat andere zal je geschonken worden….

Gedicht
Hebben of zijn, de dichter Ed Hoornik schreef er een treffend gedicht over.
Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werkelijkheid, de andere schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgericht.

Twee gestalten
Dat verschil tussen hebben en zijn, dat wordt in het slot van dit verhaal nog eens helder belicht. Abram trekt inmiddels door een vallei, de koningsvallei. Daar boven hem, op een berg, ligt de stad Salem. Later zal David er de stad van zijn dromen bouwen, de stad van de vrede, Jeruzalem. En daar, vlak bij Salem, daar treden hem twee gestalten tegemoet.

Melchizedek
Ineens is daar, out of the blue, Melchizedek. Hij is koning en priester van Salem de stad van de vrede. Hij heeft gehoord wat Abram heeft gedaan. Hoe Abram koninklijk en priesterlijk heeft omgezien naar zijn broeder Lot, onbaatzuchtig, liefdevol en moedig. En Melchizedek heeft in deze Abram een verwante ziel, een soulmate gezien. Deze mens wil ik ontmoeten, deze mens heeft het. En als uit het niets treedt hij Abram tegemoet om hem te groeten en te zegenen. Wat jij gedaan hebt Abram, dat is waarop de wereld wacht, een mens die zijn leven inzet voor zijn broeder

Uit het niets
Melchizedek is een van die verrassende Bijbelfiguren die af en toe zomaar uit het niets opduiken, uit de wereld van de volken, en daar de Heer al blijken te kennen en te dienen. Mozes ontmoet zo Jethro en Petrus krijgt Cornelius op zijn pad. En rond de kribbe van Jezus zijn er ook ineens die wijze mannen uit het Oosten. God gaat met de volken Zijn eigen genadige gang.

Voorafschaduwing
Over deze Melchizedek is weinig bekend. Er wordt geen leeftijd vermeld en wat nog verrassender is: er wordt helemaal niets vermeld over zijn afkomst. Er hangt iets van een mythische wolk rondom hem. Niet zo vreemd dat er daarom juist over deze Melchizedek heel wat is gespeculeerd. In de Hebreeënbrief wordt Melchidezek getypeerd als een eeuwigdurende priester, en daarmee als een soort voorafschaduwing van Christus. Er wordt hier teruggegrepen op psalm 110, waar deze vergelijking ook al was gemaakt, als er van de Messias wordt gezegd: Jij bent priester voor eeuwig, zoals ook Melchizedek was.

Christus zelf
Anderen gaan nog wat verder, en zien in deze Melchizedek een gestalte van Christus zelf, die als een koning, tegelijk een priester is, die zich hier al even toont aan Abram. Bijzonder is in elk geval dat Abram in deze Melchizedek zijn meerdere ziet en hem van alles de tienden geeft.

Messias
Hoe we deze Melchizedek ook precies duiden, het feit is wel dat in hem even iets op licht van de Messias. Melchizedek daalt van de berg af om te geven, te geven als één die dient. In een wereld die hongert en dorst naar de heb, deelt hij brood en wijn uit. Neem, eet, Abram, je zult wel honger hebben en dorst, je zult wel moe zijn, het was een lange en zware nacht, laten we samen bidden Abram, tot de God die jij en ik mogen dienen, jij een Hebreeër, ik een Kanaäniet. Heer, schepper van hemel en aarde zegen deze spijs en drank en breng deze vermoeide strijder thuis in uw heilige stad. (Nico ter Linden, Het verhaal gaat)

Broeders van hetzelfde huis
Het is een bijzondere maaltijd daar, Abram en Melchizedek die samen als Jood en heiden, als broeders de goedheid, genade en trouw van God vieren, die groot genoeg voor alle mensen en wijds is als de wereld. Hoe goed is het, hoe heerlijk, als broeders bijeen te wonen, daar geeft de Heer zijn zegen en leven voor altijd.’ Even wordt iets zichtbaar van de stad van vrede, het Jeruzalem dat God in gedachten heeft, waar Jood en heiden gebroederlijk leven van de genade en trouw van de Allerhoogste.

Vredevolle omgang Mooi om te zien hoe Abram in dit hoofdstuk omgaat met de oorspronkelijke bewoners van het land Kanaän. Abram de Hebreeër sluit een bondgenootschap met Mamre de Amoriet. Zij leven vreedzaam samen en als het er om spant staan zij ook schouder aan schouder op tegen onrecht. En in de ontmoeting met die andere Kanaäniet Melchizedek, ziet Abram de Hebreeër iets van de Allerhoogste God. Samen houden zij de maaltijd. Een maaltijd van vrede.

Koning van Sodom En dan is daar in het koningsdal nog die tweede gestalte, de koning van Sodom. Hij is weer tevoorschijn gekropen uit de asfaltput waarin hij was beland. En terwijl hij bij wijze van spreken nog na druipt van de pek, het slijk der aarde… blijkt uit welk hout hij is gesneden. Het enige waar het hem om te doen is, is het sluiten van een slimme deal, het verdelen van de buit. Als jij nu eens zus houdt Abram, en mij zo toebedeelt?
Heb of geef
Wat een schrijnend verschil, deze miezerige koning van Sodom, naast de grootsheid en grandeur van Melchizedek. De koning van de heb, naast de koning van de geef, Abram is er dan ook gauw klaar mee. Weet je wat, je mag die hele handel houden van me. Ik moet er niets van hebben, geen cent, geen draad, geen schoenriem. Ik heb mijn God, dat is genoeg…..

Wapens weg Die avond is Abram met lege handen thuis gekomen. Met lege handen, maar met een licht en vrolijk hart. Het verhaal is in Abram’s tentenkamp vast nog vaak met plezier, dankbaarheid en ontroering verteld. Hoe Abram de Hebreeër, herder van schapen op grazige weiden met een handjevol makkers, de vier giganten van de aarde volledig te grazen heeft genomen. Zijn wapens heeft Abram weer opgeborgen. Want al heeft hij deze slag wonderlijk genoeg gewonnen, een man van de oorlog is hij nooit geworden.

TrompetterAbram, hij heeft in dit verhaal wel wat weg van die figuur uit dat liedje van Rob de Nijs. Jan Klaassen was trompetter in het leger van de prins. Hij marcheerde van Den Helder tot den Briel. En hij was geen held, en hij had geen geld, en hij hield niet van het krijgsgeweld. Maar trompetter was hij wel met hart en ziel.

Trompetter zonder trompet
Ja, Abram is een trompetter. Een trompetter zonder trompet, een boodschapper zonder woorden, Abram spreekt vooral door zijn manier van leven, en dat leven spreekt boekdelen. Het is het leven van een mens die waar het kan, bondgenoten zoekt en bruggen bouwt. Die een fijne antenne heeft ontwikkelt voor de aanwezigheid van God in de ander. Een leven waarin hij zich met hart en ziel inzet voor zijn broeder, een mens ook met een scherp oog voor het onderscheid tussen hebben en zijn.

Vriendschap
En dat alles dank zij de stem, die het beste in hem naar boven roept, en dat ook wil doen bij u en bij jou en bij mij. Het is de Stem van de Heer, die voor Abram inmiddels meer en meer begint aan te voelen als de vertrouwde stem van een heel bijzondere vriend. En die vriendschap, dat is voor Abram genoeg.


Presentatie: