Benutten of begraven

(Mattheus 25: 14-30)

Godsbeelden (1)

Welk beeld hebt u van God? Ik bedoel, als u denkt aan God? Als u in één woord zou moeten aangeven wie God voor u is, welk woord zou u dan kiezen? Vader, moeder, vriend, reisgenoot, liefde, licht, vrede, coach, levensbron, wegwijzer, redder, bevrijder, herder, inspirator, stilte, iets in mijzelf, iets in de ander. Dat zijn al heel wat woorden die vooral iets oproepen van veiligheid, betrouwbaarheid, nabijheid.

Godsbeelden (2)

Het kunnen ook heel andere woorden zijn die zich als eerste aan u opdringen als u nadenkt over wie God is. Rechter, opvoeder, leraar, koning, heerser, heer, wetgever, de Allerhoogste, tegenover de uitdager. Vuur, kracht, leiding, gezag, almacht boven mij in de hemel. Deze woorden onderstrepen juist dat God de gans andere is, hoog en verheven anders dan wij zijn. Er zit wat meer afstand in, wat meer scherpte ook. Wat meer ruimte voor een kritisch tegenover.

Zelfbeeld

Ieder mens heeft zo zijn eigen beeld van God. En de woorden en de beelden die we vooral kiezen als we iets willen zeggen over God. Die zeggen misschien ook wel iets over wie we zelf zijn. En over hoe we zelf in het leven staan. Er kan iets van ontspanning uit spreken of vertrouwen, iets van vrijheid en rust, van dankbaarheid en blijmoedigheid. Maar het kan ook iets in zich hebben van spanning en onzekerheid? Van verkramping, bezorgdheid, onrust of zelfs angst.

Toevertrouwen naar vermogen

In de gelijkenis van de talenten zien we zowel het een als het ander. Het is een van de gelijkenissen die Jezus vertelt om zijn leerlingen voor te bereiden op Zijn vertrek. Om hen te helpen zich in te stellen op de nieuwe situatie. Een verhaal over een man die op reis gaat en zijn bezit achterlaat in de handen van zijn dienaren. Wat opvalt, is dat hij ze geen opdracht mee geeft. Hen niet belast met allerlei specifieke voorschriften of instructies. Hij vertrouwt hen zijn bezit echt helemaal toe. Mooi is dat hij hen ook niet overvraagt. We lezen dat ieder krijgt naar wat hij aan kan, de een vijf, de ander twee en de derde één talent.

Talenten

Wij gebruiken het woord talent voor iets waar we goed in zijn. Iets waar we aanleg voor hebben, een gave. De een is creatief of artistiek begaafd. Een ander kan erg goed luisteren. En een derde heeft de gave van gastvrijheid. En met die talenten moeten we woekeren en dat is in het algemeen waar en ook wel een Bijbelse waarheid. Maar daar gaat deze gelijkenis niet zo zeer over. Het woordje talent is hier een gewichtsmaat. Eén talent staat voor ruim 30 kilogram zilver of goud dat werd gebruikt om een hoeveelheid goud aan te geven. En ook dat ene talent is dus nog altijd een enorm bedrag, waar je minstens vijftien jaar voor zou moeten werken.

Goud in handen

De talenten die deze heer achter laat in handen van zijn dienaren, dat is eigenlijk zijn hele vermogen, zijn hele zaak. Alles wat hij is en alles wat hij heeft, vertrouwd hij toe aan zijn dienaren. Hij legt daarmee zichzelf in hun handen. Ten diepste is het zijn betrokkenheid, zijn ontferming. Zijn liefde en zijn trouw voor deze wereld en voor alle mensen. Alles wat hij heeft betoond aan genade in Christus Jezus, dat vertrouwt hij hier toen aan zijn dienaren. En daarmee hebben ze alle drie goud in handen.

Aan de slag

Tja, en dan is het maar net wat je er mee doet. De eerste twee dienaren hebben de talenten aangenomen en ze zijn ermee aan de slag gegaan. Wat ze hebben ontvangen hebben ze benut en ingezet. Waarschijnlijk zijn ze een handel begonnen en in dat proces hebben ze ook risico’s durven nemen. Ze zijn uit hun comfortzone gestapt en ze hebben het gewaagd. En uiteindelijk hebben ze het aantal talenten weten te verdubbelen.

Niet het resultaat telt

Maar dat is eigenlijk niet waar het de Heer per se om gaat. Hij zegt niet: dat is een mooi rendement beste vrienden. Handig aangepakt, slim, gewiekst en uitgekookt. Het prijst veel meer hun houding: voortreffelijk, je bent goed en betrouwbaar. Ik vroeg me af: Wat zou deze heer hebben gezegd als het deze twee dienaren had tegen gezeten, en ze de zaak niet hadden verdubbeld, maar alles hadden verspeeld? Ik vermoed dat hij exact hetzelfde zou hebben gezegd: Bedankt voor je goedheid, bedankt voor je trouw. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.

Goed en trouw

Goed en trouw, zo wordt in het OT God zelf aangeduid. Deze twee dienaren hebben in stijl van de Heer zelf gehandeld. Door wat ze hebben gedaan laten deze twee zien dat ze hun goede meester werkelijk zijn toegewijd. Dat ze in staat zijn gebleken zijn goedheid en trouw gestalte te geven, te belichamen. Hem present te stellen, Hem vertegenwoordigen.

Slecht en laf

En dat is precies wat er mankeert aan de derde dienaar. Hij heeft wat hem is toevertrouwd weggestopt en begraven. Hij heeft er al die tijd helemaal niets mee gedaan. En als hij het terug geeft aan zijn heer zegt hij: Heer, hier is u (!) talent terug. Zelf heeft hij er eigenlijk niets mee. En de heer noemt hem een slechte en laffe dienaar.

Begraven

Het punt is dat uit zijn hele doen en laten is gebleken, dat hij eigenlijk niet echt met deze heer is verbonden. Het hele kapitaal aan genade en vergeving dat deze heer aan hem heeft toevertrouwd, hij heeft het niet op waarde weten te schatten. Het voor zichzelf niet echt heeft ontvangen en het eigenlijk voor kennisgeving aangenomen. En dat wat zo kostbaar is gewoon naast zich neergelegd, weggestopt en begraven.

Godsbeeld

Het beeld dat deze man van zijn heer heeft zit vol met achterdocht, wrok, angst verwijt. Hij pikt niets op van het vertrouwen waarmee de heer hem zijn bezit toevertrouwd. Er zit in deze mens veel onzekerheid, veel angst. Een verlammende angst. De angst om niet goed genoeg te zijn. De angst om afgewezen te worden. De angst om afgerekend te worden

Stem in jezelf

Gemeente, laten we deze man niet te ver weg zoeken. Je komt die stem misschien wel vaker tegen dan je lief is. Telkens als je een stapje zou kunnen maken in je leven als christen, als gelovige. Als je nadenkt over belijdenis doen. Als je voor de keuze staat om wel of niet aan het avondmaal te gaan. Als je gevraagd wordt voor een taak of een rol in de gemeente. Als je vanuit je geloof wel eens met deze of gene op bezoek zou willen gaan, een gesprekje aan knopen. Echts iets goeds doen voor die ander, dan is er altijd weer dat stemmetje dat zegt: Ach, dat is toch zeker niets voor jou? Wie denk jij nu eigenlijk wel dat je bent? Wat stel jij nu eigenlijk voor? Verbeeld je toch niets joh, met jouw achtergrond? Er komt in jouw leven toch niets van terecht? Denk je echt dat God jou nodig heeft? Dat Hij op jou zit te wachten? Dat Hij jou ziet zitten? En in jou wil wonen? En door jou heen aan deze wereld wil laten zien wie Hij is? Wie zit er op jou te wachten?

Steeds een schepje er boven op

En als je je daar altijd maar door laat tegen houden dan gooi je eigenlijk steeds opnieuw een schepje zand over het geschenk van Gods genade. En als je dat maar vaak genoeg doet dan ligt die kostbare schat steeds dieper begraven. En groeit de afstand tussen deze genade en jouw hart en jouw leven.

Alleen met zichzelf

Het aangrijpende van deze gelijkenis is, dat deze man zolang scheppen zand heeft gegooid over de kostbare schat van Gods genade, dat hij eigenlijk zichzelf heeft begraven. Hij was zo krampachtig bezig om vooral niets te verliezen. Maar aan het eind van de rit staat hij met lege handen en heeft hij alles verloren, alles verspeelt. Is hij er zo van vervreemd en weg gegroeid. En uiteindelijk niets meer te zoeken heeft in het feestmaal van deze heer en buiten beland in de uiterste duisternis. Op zichzelf teruggeworpen, niet verbonden met de Heer. Niet wezenlijk verbonden met anderen. En alleen, zo intens alleen.

Buiten geworpen

Deze man wordt uiteindelijk buiten geworpen in de uiterste duisternis, Waar men jammert en tandenknarst. En misschien denk je: kijk, daar heb je het toch weer. Die duistere, angstaanjagende kant in het bijbelse Godsbeeld. Hoeveel we ook spreken over liefde en genade. Zit er ook niet deze scherpe kant aan wie God is? Ik zou er twee dingen over willen zeggen. Het eerste is: ja, er zit een scherpe kant aan het evangelie. Het geeft aan dat ons leven geen speelkwartier is. Dat het er echt toe doet hoe we leven en welke keuzes we maken. En dat we eenmaal worden geconfronteerd met de consequenties van ons handelen. En het tweede is dit: Bedenk wie ons dit verhaal vertelt. Het is geen boeman, maar onze Heer zelf, die ons niet wil verlammen maar juist wil aansporen om dat wat ons is toevertrouwd te benutten. En als we het te lang hebben begraven, het weer op te graven en er mee aan de slag te gaan.

Klein beginnen

Je kunt de schat van Gods genade heel subtiel maar onmiskenbaar begraven. Dan leef je arm, en dan sterf je arm. Je kunt er ook mee werken. En steeds opnieuw besluiten iets van deze liefde, deze genade door te geven aan de ander. Dat kan al heel klein beginnen. Maar het aparte is dat die kleine dingen het in zich hebben om zichzelf te vermenigvuldigen. Lukas vertelt een soortgelijke gelijkenis. En als in zijn versie de eerste twee dienaren voor hun heer staan zeggen ze dat ook zo: Heer, wat U mij gaf heeft zich vermenigvuldigd tot tien. Heer, Uw gave heeft zichzelf vermeerderd tot vijf. Mattheus zinspeelt hier ook op denk ik. Die eerste dienaar krijgt vijf talenten en de tweede krijgt er twee. Vijf en twee, dat komen we eerder tegen in het evangelie. Vijf broden en twee vissen die dat jongetje durft te delen en die zich in de handen van de Heer vermenigvuldigen. Zodat er heel, heel veel mensen in mogen delen.

Opdracht

Kijk, dat is waar de Heer aan denkt. Als hij ons zijn gaven toevertrouwt. Deel het, breek het, investeer het, zet het in, benut het, durf iets te wagen, stel je eens kwetsbaar op. En je zult zien dat het zich op een wonderbaarlijke manier zal vermeerderen. En zo zal mijn goedheid en trouw, mijn genade en liefde zich verspreiden en door jullie heen de wereld over gaan. Als mensen het niet aan jullie kunnen merken aan wie dan wel? En als jij met dat delen en inzetten van deze schat niet vandaag een beginnetje maakt. Wanneer dan wel?

Geen handen…. dan die van jullie

Midden in Duitsland staat de Ludgeriuskerk. Vernoemd naar de eerste zendeling in dit gebied. In de Tweede Wereldoorlog werd dit gebied gebombardeerd en deze kerk veranderde in een complete ruïne. Tussen de brokstukken vond men het beeld terug dat altijd voorin de kerk had gehangen. Een beeld van Jezus aan het kruis. Het beeld was fors beschadigd en had geen armen meer. Toen de kerk herbouwd was heeft men het beschadigde Jezusbeeld opnieuw opgehangen, maar zonder te repareren, dus zonder armen. En waar eens zijn armen waren, staat nu links: Ik heb geen handen en rechts: dan die van jullie…


Presentatie: